ontstaande of verdwijnende , de schildknoppen half verheven
met uitgebreiden voet, aan de oppervlakte ingegroeid , later
even als de kern vlak nedergedrukt. F ries.
Het wisselt af met grootere en kleinere, doch meestal
kleine schildknoppen, cirkelrond of ovaal naar den verschillenden
bouw van de opperhuid der boomen.
P I . Zeer algemeen op allerlei boomstammen , vooral echter
op berken , kersen en jonge eiken.
331 Jijnslippeliq TVratmos, de korst onder de opperhuid
ontstaande of verdwijnende , de schildknoppen aan de oppervlakte
ingegroeid half-kogelrond , half verheven en aan
den voet ingebogen , van binnen met eene kogelronde witte
kern. F ries.
De korst is zeer dun, dikwijls aschgraauwachtig; de
schildknoppen zeer klein.
P I . Op esschen , wilgen en andere boomstammen te Groningen
eu Haren , Vianen , Utrecht enz. v.H.
X X IV . K ernvrucht. De schildknoppen rondachtig,
koolachtig, gesloten, met eene enkelvoudige doorboorde
opening , waaruit eene kern die ten laatste als met een kogeltje
openspringt, wordt uitgestoten; daarna open, plat en ont-
ledigd. — Het loof korstachtig. F ries. 332 witkoppige Kernvrucht, de korst glad , blaauwach-
tig , de schildknoppen bijna kogelrond , uitpuilende , naakt,
donker zwart, waaruit een meelachtig, blijvend, witgekleurd
kogeltje te voorschijn komt. Fries.
PI. Op eiken , wilgen , linden enz. te Groningen en Haren,
als ook te Heikop bij Vianen. v.H.