
 
        
         
		steelen  getakt,  holachtig,  spoedig  als  van  schors  ontbloot  
 en  met  geschubde  korrelachtig-ruwe  oppervlakte,  de  oksels  
 open  en  fijngetand;  de  schildjes  kroonvormend  en  bruin.  Fries. 
 fi.  versmald,  met  versmalde,  meer  of  min spits toeloo-  
 pende  steelen,  in  de  oksels  geopend ,  de  toppen  elsvormig. 
  Fr. 
 PI.  Op  zandige  gronden  bij  Zwolle. M.  Dassen ! 
 -J--f*"j*  Met  scharlakenroode  schildjes;  de  steelen  stroo-  
 achtig-groen ,  door  ouderdom  of vermolming  
 bruinachtig  aan  den  voet. 
 284  scharlaken  Bekermos,  met  schubachtig  loof,  de  
 steelen  met  kraakbeenachligé  schors  ,  de  bekerdragenden  
 uitgerekt-tolvormig  ,  de  bekers  verwijd,  de  schildjes  scharlakenrood. 
   Fries. 
 In  deze  ,  zoowel als  in  de  overige  soorten  dezer afdeeling,  
 zijn  de  schildjes  in  de  levende  plant  fraai  scharlakenrood;  
 doch  bij  langdurige  bewaring  in  een  herbarium  ros-rood-  
 achtig-zwart.  De  steelen  naar  den  voet  toe  versmald  ,  eerst  
 glad  ,  later wratachtig  of bleek-zemelachtig  ,  maar nooit  geel-  
 bepoederd. 
 PI.  Algemeen  op  alle  onze  heidevelden  op  de  duinen.  G.  ;  
 ook  op  rietendaken  .  op  het  hooge  veen  in  Drenthe  ,  
 op  oude  boomstammen  ,  enz.  v. H. 
 235  gevingerd Bekermos ,  met  schubachtig loof,  de  steelen  
 rolrond  met  eene  vliesachtige schors  ,  daarna  van  boven  
 lichtgeel-bepoederd,  de  bekertjes  eng  ,  met  ingebogen  en  
 gaven  rand,  of  half-kandvormig-wederuitgroeijende,  de  
 schildjes  scharlakenrood-  Fries. 
 PI.  In  de  wouden  van  Friesland,  op  heidevelden,  enz. 
 G.  eü  M. 
 236  mager  Bekermos  ,  met  schubachtig  lo o f,  de  steelen  
 rolrond  ,  van  boven  met  eene  vliesachtige  schors  en  daarna 
 wit