III. Zeebuis. Loof bijna lederacbtig onverdeeld, hol met
middenschotten,, de: gansche oppervlakte uit peervormige spo-
ridien zamengesteld. ; m ■ 33g draad-Zeebuis. Loof aan beide einden verdund.
Het wortelschild klein , aan voorwerpen in zee , vooral
schelpen vastgehecht. Loof opeengehoopt, i— 20, meestal
2— 3 voet lang , in het midden van de dikte eener ganzenveder
, 'beneden veel dunner , in den ouderdom spiraalsgewijs
gedraaid. Door de middenschotten , welke 1 lijn tot 1 duim
yan elkander verwijderd zijn , schijnt het geleed , dan meer
dan minder duidelijk. Dit Bruinwier geeft eenige verwantschap
met de Hoornwieren te kennen. Kleur bruin-geelachtig
of bruin. Weefsel taai.
PI. Bij het eiland Wieringen. G. Katwijk aan zee. R. Koe-
h o l, Roptazijl, Harlingen , Dijkshoek. Br. ! Oosterbie-
' rum in Friesland. v.H. ! Scheveningen. Z.
buizig. Loof meer vliezig, slank , naauwelijks van middenschotten
voorzien.
Aanmerking. Het ontbreken der middenschotten gaf aanleiding
aan L yngbije , om dit wier tot zijn geslacht Scytosiphon
te brengen , waariu deze voortreffelijke Algologe dwaalde
, zoo als de overblijfsels dier middenschotten en de geheele
gestalte der plant, welke naauwelijks van de gewone afwijkt,
duidelijk bewijzen.
P l . Bij Koehool. Br. !
IV. Zeekoord. Loof kraakbeenig glad-slijmig, draad-
vormig , getakt, geheel vruchtdragend, uit middenpuutige
knodsvoriüige draden gevormd , welke aan den top tot een
sporidien bevattend hoofdje aanzwellen. 34o zweepvormig Zeekoord. Loof rolrond getakt, takken
bijkans tweerijig , bijkans onverdeeld , aan het voetstuk afstaande,
naar boven bijkans roedevormig.
Wortelschild klein , waaruit de loof-draden , van de dikte
eener musschenveer , en van de lengte van e'e'n tot meerdere
voe