
 
        
         
		geopend  ,  op  eene  merglaag  geplaatst.  Het loof van  den  be  
 ginne  af  opgaande  ,  als  het  vrucht  draagt  nagenoeg  regt-  
 standig ,  kraakbeenig  of vliezig ,  met rolrondachtige  of blad-  
 vormige ,  van  boven  eenigzms uitgeholde  slippen.  F ries. 
 220  stekelig  Kraakloof,  het  loof struikachtig,  kraakbeenig  
 strak  ,  meer  of  min  pijpvormig  ,  in  vele  onregelmatige  
 takjes  verdeeld,  donker-kastanjebruin,  de  takjes  uiteenwijkend  
 bogtig,  met  zwarte doorntjes;  de  schildjes  eindelingsch  
 schildvörmig,  fijngetand,  de  schijf  donker-kastanjebruin.  
 F ries. 
 De  geheele  plant  is  kraakbeeuachtig  strak  glanzend;  de  
 steng  dan  eens  glad  ,  dan  weder  tot  aan  den  top  toe met  
 doorntjes  bedekt.  De  kleur  gaat  uit het bruin  tot  het  kastanjebruine  
 ,  ja tot bijna  in het  zwarte  over. 
 PI.  Op  de  heide  b ij  H a rd e rw ijk   en op  de duinen b ij  Haarlem. 
   v.G.  Bij  Nijmegen.  B.  Op  alle  onze heiden  en op  
 de duinen  algemeen.  v.H. 
 ?  22i  Yslandsch  Kraakloof,  het  loof  kraakbeenig  bladachtig  
 gegroefd  slippig ,  met  wimpers  of  naaldjes  omzet,  
 olijfachtig-kastanjebruin;  de  schildjes  schuins  schijfvormig  
 met  de  voorste  aangegroeide  lobben  gaaf-randig,  op  de  
 schijf  bruinrood.  F ries. 
 Versch  ft  gekroesd  en  smaller.  F ries. 
 PI.  Op  den  weg  van  Leiden  naar  Voorschoten  aan  eene  
 oude  schutting.  Meerbvrgh  bij  G. 
 -}•  222  sneeuwminnend Kraakloof, het loof nagenoeg kraakbeenig  
 bladachtig  holachtig  ,  ingesneden-slippig  ,  lichtgeel  
 van  kleur ,  de  slippen  gegroefd,  uitgebreid  ,  kroes  ;  de  
 schildjes  op  den  rand  geplaatst,  fijngekarteld,  geelachtig-  
 vleeschkleurig.  F ries. 
 PI.  In  de  duinen  bij  Hillegom.  Meerburgu  bij  G. 
 ?  223  hlaauwachtig  Kraakloof,  het  loof  vliezig  bladachtig  
 ,  uitg'ebreid  ,  met  golvend-uitgesnedene  lobben  ,  opgaand,