e. Het loof korstaehtig, e'e'nvormig. De schildjes óf
vlak-scbijfvormig óf ingedoken. — XII. Schotel-
mos.
f . Het loof kraakbeenig, bladachtig. De schildjes
vrij , van verschillende gedaanten. — XIII. Na-
velmos.
D. Het loof horizontaal, enkel korstaehtig. De schildjes
van den beginne af open , óf schotelvormig , ófhalf-
kogelrond , dikwijls gerand. — Schijfmosacutigen.
a. De schildjes op het midden zeldzaam en op den
rand nooit zwart van kleur. — X IY . Kleur-
schild. 5. De schildjes van den beginne af en mede op den
rand zwart van kleur. — X V . Schijfmos.
E . Het loof horizontaal, enkel korstaehtig of geheel ontbrekend.
De schildjes voren-vormig; in het midden
ten laatste uitgegroefd, of afwisselend van vorm. — •
ScHRIFTMOSACHTIGEN.
a. De schildjes vorenvormig, in het midden ten
laatste uitgegroefd. — X V l. Schriftmos.
b. De schildjes aangedrukt, veelvormig, doch
meest langwerpig. — X VII. Coniangium ?
c. De schildjes aangedrukt, veelvormig, zich openende
in èen aantal gekleurde zaadkiemen. —
X V III . Coniocarpon?
E. Het loof horizontaal, korstaehtig , te gelijk met de
schildjes of soms later te voorschijn komende. De
schildjes kogelrond of kelkvormig, in naakte vrucht-
kiemen zich ontlastende , meest gesteeld. — K elk.-
KIEMACHT1GEN.
a. De schildjes kogelrond, niet gerand, gesteeld. —
X IX . Kogelkiem.
b. De schildjes kelkvormig , met een eigen koolzwart
omvatsel gerand, gesteeld of, zeldzamer,
ongesteeld. — X X . Kelhkiem.
Onderafdeeling II. Met bedekte vruchten. De schildjes
gesloten, kerndragend.
A. Het loof stengvormend. — XXI. Knopstruik.
B. Het loof horizontaal , korstaehtig.