
 
        
         
		de  lengte  der  geledingen  is zeer  verschillend  ;  zij zijn of tweemaal  
 langer  dan  breed  ,  eivormig-rolrond  korreldragend,  of  
 zesmaal  en  nog langer ,  geheel  cylindrisch ,  aan de gewrichten  
 niet  zamengesnoerd  en  helder.  Bij  de uitdrooging worden  zij  
 hier  en daar ,  maar niet afwisselend zamengetrokken. 
 Daar  deze  soort  van  alle  getakte  Brondraden uit het  zoete  
 water  ten  sterkste  verschilt,  hebben  wij  haar  onder  een’  afzonderlijken  
 naam  vermeld  en  haar  alzoo aan de aandacht der  
 natuurkundigen  aanbevolen.  In  houding  gelijkt  zij  op  eene  
 Drapanaldia ,  maar  door  de geheel vrije draden wijkt  zij daarvan  
 stellig d.  Vergroot zijnde,  gelijkt zij  op C.  fracta en sericea  
 (Lykgb.  Tab.  et 53),  maar door de vertakking,  meerdere  
 tederheid,  kleinheid,  enz.,  onderscheidt  zij  zich  toch  ligtelijk.  
 PI.  In  eene  sloot  tusschen  Rotterdam en het IJsselmondsche  
 veer.  Mq. 
 i .  beek Brondraad.  Draden eenvoudig haar vormig,  zeer  
 lang,  regt,  gelijk,  geledingen  korreldragend,  twee  tot viermaal  
 langer  dan  breed,  droog  zijnde  afwisselend  zamengedrukt,  
 glanzend.  Ag. 
 Deze  soort wordt  meerdere voeten lang,  en de draden hebben  
 de  dikte  van  menschenhaar  ,  de  geledingen  of met korrels gevuld  
 of  in  het  midden leeg.  Zij  gelijkt  op de  volgende soort,  
 maar  onderscheidt  zich  door de meerdere lengte der draden en  
 geledingen.  Kleur donkergroen.  Hangt aan het papier. 
 PI.  Vrij  algemeen  in  slooten,  beeken,  enz. 
 /{ja.  haarvormige  Brondraad.  Draden  eenvoudig,  op  
 verschillende  wijze gebogen  en los in elkander gevlochten  ,  geledingen  
 bijkans even lang als breed, gedroogd  een om de andere  
 zamengedrukt,  met verstrooide korreltjes.  Ag. 
 Vormt digte zoden.  Kleur bleeker dan  in de  voorgaande. 
 PI.  Zeldzamer  dan de voorgaande ,  in  plassen met  brak  water  
 en  in  slooten bij  Dijkshoek  in Friesland.  G. 
 4i3.  vuile Brondraad.  Draden  zeer dun,  spinnewebachtig,  
 vliezig-blazig,  zeer  lang,  eenvoudig,  geledingen  drie-  tot  
 viermaal langer dan breed,  gestippeld,  eindelijk doorschijnend. 
 Vormt