PI. Op cea open heideveld te Harcndermolen bij Groningen.
v.H.
2Ög gewimperd Schildmos, het loof kraakbeenig , groenachtig
of bruin-blaauwachtig, met lijnvormige eenigzins opgaande
, aan de onderzijde uitgegroefde slippen , door onverdeelde
vezels gewimperd, , de schildjes gesteeld, met
opgerigten ten laatsten slippig-getanden rand, derzelver
schijf vlak , zwartbruin en eenigzins A met een waas bedauwd. charius en Fries.
Deze soort is ligtelijk te onderscheiden aan het los-neder-
liggend of opgaand loof, dat droog , aschgraauw-blaauw-
achtig , doch , vochtig , groenachtig is en aan hare lange
wimpers op den rand van het loof. — Niet zelden ziet men
in ons Vaderland eenen eigenen , monsterachtigen vorm dezer
plant , met bijna rolronde . gekromde en aan alle kanten
eenigzins knobbelige slippen.
PI. Zeer algemeen op alle boomen, vooral op eiken, beuken
, esschen en wilgen.
260 witbedauwd Schildmos, het loof kraakbeenig eenigzins
straalvormig, groenachtig-bruin doch met een aschkleu-
rig waas als bedauwd , aan de onderzijde zeer digt-zwart-
viltig; de schildjes ongesteeld, met gezwollen rand en
vlakke , zwart-bruine , als bedauwde schijf. F ries. Te midden, van de zeer talrijke vormen dezer zeer gemeene
plant, wordt zij van de haar aanverwante soorten onderscheiden
door den aschkleurigen dauw die de oppervlakte bedekt
en het soms fluweelachtig aanzien dier oppervlakte aan
haren buitensten omtrek ; voorts door de groene kleur der
natte en de licht-bruinachtige kleur der drooge plant, hoewel
vooookr ainl adanez deenn loaamtsttreenk , tobeesdteakntd. een aschkleurig waas haar,
PI. Algemeen aan allerlei boomstammen ; ook op oud hout
en , zeldzamer , op andere mossen en op steenen.
Persch.