De driepaar fpitfe voor- en de twee ftompe nafchuif-pooten zyn zwart; T au,
doch de vierpaar buikpooten bruin-rood. Deeze rups kruipt, voor het x x -
overige,. ongemeen fnel, . waarom men, in ze optezoeken, wel moet toe-
zien; want anders verliest men ze ligdyk uit het o o g ; voornaamlyk daar
z y zig gaarne in de fchaduw der gewasfen verbergt.
S- 15-
B y haare aannaderende verandering gebruikte zy geheel geen voedzel;
ze ontlastte zig van haare inwendige onzuiverheid, en veranderde zodanig
van kleur, dat zy graauw werd. Z y beipon z ig , op den 3 Ju ly , aan
het dekzeltjen van haar verblyf, met een tamelyk eil doorzichtig weefzel,
dat eenigziüs graauw van kleur, en overal met heure hairen vermengd was;
( z ie Fig. 3 .) en veranderde vervolgens, na het afftryken van haare huid, r<iu.
in zulk een popjen, als ik den geeerden Lezer onder Fig. 4. vooritel. Fig. <$.
Dit popjen is glanzig, en meerendeeis donkerbruin van kleur; zynde
inzonderheid aan de affcheiding der vleugelen, o f de vleugelfcheden,
gantsch donker. Haare geledingen zyn zeer ziehtbaar ihgekorven, en zo
wel als de rups met het noodige getal. van luchtgaten voorzien. De laat-
fte afdeeling heeft yan achteren eene kleine fteelfpitfe; en alle de geledingen
maaken eene fterke beweeging als men het popjen aanraakt.
Na 12 dagen kwam de kapel reeds voor den dag; en z e werd binnen
körten tyd , (n a dat zy vooraf het gewoone reinigings vocht'had laaten
vallen, ) zo fchoon -en volwasfen van gedaante, als wy haar van Fig. 5.
tot 8. voorßellen.
r - v . -§. ä ,
De 5äc Figuur vertoont, wel is waar, Hechts eene wyfjens kapel; maar Fig.' j.
echter tevens zodanig eene, die, wegens het groot onderfcheid van haare
kleuren, met die van het mannetjen, de naauwkeuriglle befchouwing verdient.
T e r dier oorzaake heb ik verkoozen haar aftebeelden, als vliegen-
d e ; want dan kunnen de vier vleugelen tog duidelyker gezien worden.
Over ’t algemeen heeft deeze kapel op haare vier vleugelen, die nog
uitgekapt, noch, gelyk by ’t mannetjen, met een rooden jireep omge-
boörd z yn , zo wel als op haaren kop, die met twee hairdunne voelhoor-
nen, en met eenige zwarte vlekken e n ' bruinroode oog'en, pronkt, bene-
vens den eenigzins hairigen rü g, en het zwartgev-Iekte -dikke■ achterlyf,
eene zeer aangenaame kaneelbruine grondkleur. De voor- en achtervleu-
gelen zyn met zichtbaare roodbruine aderen doortrokken; en, in ieder
van de eerstgeratelden, ziet. men eene veelhoekige donkerbruine v le k , die
haatr