TA3.
XiX.
komt, niet loodrecht zal hangen, maar veel meer overdwars aangefpannen
z y n ; en dat het geene maskerswyze gedaante hebben zal.
§. 4 .
Maar zoude ik my wel durven verftouten, een dergelyk befluit, van
de kapel tot haare rups en p o p , te maaken; daar ik voorneemens ben
mynen geeerden Leezers eene rups zonder doornfpits, ja., wat meer. i s ,
zonder hartswyzen gedeelden kop , en die echter in de daad tot de eerfte
clasfe der dagvlinders behoort, ter befchouwinge voorteleggen; daar de ge-
melde kentekenen, tot heden to e , evenwel allerzekerst de eerfte clasfe aan-
geweezen hebben ? Zal ik my niet blootftellen aan openbaare tegenipraak,
als ik beweer, dat deeze rups, fchoon z y noch eenen hartswyze, maar
zeer ronden k o p , noch eene- zichtbaare doornfpits hebbe, en veel eer' tot
de tweede dan tot de eerfte Clasfe fchyne te behooren, echter tot de eerst-
gemelde Clasfe, waarvan z y ’t volftrekt tegengeftelde fchynt te weezen,
moet gebragt worden f Maarik beroep my, in deezen gevalle, op het geeri
ik hiervoor bladz. n . gezegd heb; naamlyk, dat ik de kentekenen van
rupfen en poppen, door den Heer R ö s ,e l : opgegeeven,.niet voor zo yol-
ftrekt bepaalend houde, dat omtrent deeze o f geene Clasfe volftrekt geene;
uitzondering daarm zoude plaats hebben: vooral wanneer de infeiten nog
eene verandering ondergaan möeten," eer z y tot Hünnen laätffen'ftand en
gedaante gekomen zyn, Met dat alles ben ik evenwel verzekerd, dat het
getal van zulke infeften, by welken fomtyds eenige der bedoelde kentekenen
misfen, (e n die gemeenlyk nog niet geheel volwasfen z yn , ) zo gering
is , in vergelyking van die geene, welken aan alle kentekenen'beantwoor-
den, indien z y flechts alle hunne veranderingen onverhinderd kunnen ondergaan,
dat deezen der eerstgemelden over ’t geheel zeer' verre zullen over-
rreffen. Intusfchen laat de Natuur, die anders zekerlykin alles orde is , zig
niet zo naauw tusfchen methodifche paalen influiten, dat z y z ig ,om zo te
fpreeken, de vryheid niet zoude voorbehouden, van omtrent een o f ander
voorwerp fomtyds eenen buitenftap t e . denen. Ook zien wy dikwyls dat
haare voordbrengzels, in derzelver jeugd, op verre na niet; gelyken aan anderen
van hunne foort, ja zelfs eenigziris gebreklyk fchynen te weezen;
doch dat z y , na hunnen.volkomenen wasdom verlireegen te hebben, den
anderen volkomen gelyken, en ons daar door ftoffe verfchaffen, om de
groote oorzaak van al het gefchapene te bewonderem De rups Tab. XIX,
onder Letter A afgebeeld, verftrekt hiervan ten overtuigenden bewyze;
want zy is niet voorzien van die veele doornfpitfen, welken anderen van
haare foort hebben; en nogthans is de kapel, waarin zy verändert, vol-
maakt even als de anderen van gedoornde rupfen voördkomende; ’t geen
ieieder
myner geeerde Lezers kan ondervinden, als h y , o f z e lf zulke eene Tab.
rups opvoedt, o f Hechts de kapel tot deeze rups behoorende * in oogen- xix,
fchouw neemt.
5• "
Daar ik deeze rups voorheen nooit gezien had, was myn genoegen te
grooter, toen ik dezelve den i Ociober 1 7 6 1 , ontving, door de geeerde
medewerking van den Heere R o r n e r , in Frankfort; die z ig , wegens
zyne uitmuntende verzameling van Infeilen, reeds verdienstelyk gemaakt
heeft. Ik ontving daar by het bericht, dat- gemelde rups gevonden wordt
op Boschgras, het zelve ook voor voedzel gebruikt, en dat uit dezelve, de
bovengemelde kapel voordkomt. . Daar nu deeze rups geene doornen heeft,
noem ik dezelve,
De byzonder fchoone grasgroene rups, met een ronden kop,
en zonder doornen, behobrende tot de eerfte Clasfe
' ‘ der Dagvlinders. Fig.. A.
Dat zulk eene rups uit het ei van een wyfjens kapel van haare foort ge fig- A.
froren wordt,,is zo zeker, als dat .z y , van haare jeu gd, tot haare volwas-
fenheid eene zelfde gedaante behoudt. Haare grootfte langte ftrekt zig naauw-
lyks uit tot een duini: z y i s , over ’t algemeen beichouwd, van eene aan-
genaame grasgroene kleur: haar kop is van boven niet hai'tswyze ver-
deeld, gelyk by andere rupfen'van deeze Clasfe plaats heeft; dezelve is
xond, en met zeer körte tengere hairtjens begroeid. Z y heeft echter het
gewoone getal van 12 oogen, welken voor een fcherp gezicht gereedlyk te
befpeuren z yn ; dezelven ftaan om beide de zyden van den k o p , als kleine
zwarte verhevene en glanzige ftippen, geplaatst by manier van een halven
cirkel. De mond van deeze rups is wel tamelyk klein, niettemin voorzien
van alle de daartoe behoorende deelen; onder anderen öok van een
zeer goed, en naauw in elkander iluitend gebid. De groote r.atuurkenner
R e a u h u k , f welke deeze rups mede befchreven, en afgebeeld he eft,
ver-
* Zie het Vierde Deel van den Heere Riffs ¿ 1 , Tab. J3. mg . y en 4', alwaar dezelve Blad*
182 ^:11183. 0,0k befchreeven wordt; onder den, Ha^rn van : de met veele eeele Vlek-
ken, eenige gelykkleunge ringen, getekenii kleiner DagvliHm, tot de eerße Clasfe bekorenäe.
t b im n r . p u t Jervir ä. i’ Itißoire des inßStcs.' Par. I. mm. X. p. 421 — 431.
f i . 27. ß g . 1 1 - 1 7 . r