T ab.XII. De Heer B a k e r , zegt ook, dat h y , eer hy nög'deeze opening onis»
dekte, met den Heer Dr. M e a d geloofde, dat de Heer l b e u w i n *
h -o e k gedwaald had: eil vennoedde, dat de deek o f beef alleen eene
wonde kon vegporzaaken; in welke dan vervölgens een-giftig vocht.gefra
g t werd,- door een körten wittern fnuit, die uit den mond-der Spinnen
vportkwam. *
Hieroüi zegt hy vervölgens zeer w e i: „ he t zou: niet volkomen öprecht
„ gehandeld z yn , indien ik 'van. -dit :onderwerp wilde afdappen, - zonder
,, den Heer l e e u w e n h o e k recht te laaten' wedervaaren; aangezien ik
,, nogthans, fchoon ik wel eens“ gedacht hebbe., dat h y , in de befehry-
„ viug der dingen, welken hy door vergrootglazen. befchouwt, gedwaald
■ had, ( k geen echter.zelden geb eu rt,) .vervölgens'.ondervonden heb,
dat zyne .befchryvingen- naar waarheid z yn ; ,en dat d e . ondenverpen,
„ waar over ik te vooren oordeelde, niet voiniaakt van dezcifde Ibört,
o f in. de zelfde juiste volkomenheid waren, als de zynen. Ik hoop der-
„ halven,'dat dit anderen voorzichtiger zal doen zyn ; om in ilukken van
„ die natuur, zonder eene genoegzaame onderzoekihg, geen beilüit op te
„ maaken; liet geen ik - echter geloof dat maar al te dikyvils gebeurt f
MAR-CGr a a f en B l a n k a a r t zeggen; dat men deeze Vangkläauwen
. in ’t goud gezet wel voor oorlepeltjesr en tandeilöokers' gebruikt heeft.
22.
f . " N u zullen Wy ook de beide Voeipoöten welken op-Tafc X I . Fig. 1. ¿ e t
ig. 1. en op Tab' -X IL F i s , met d getekend z y n , §-|in opmerking.«fernen.
Deeze ziet gy aan het Lichaam der Spinne voor aan het Borstftuk, n e f t :
fens den Mond, en -fchynen uit v y f leden te bedaan.
Z y zyn zeer ilerk met donker bruine hairen bevvasicn; welken van vööreu
* Zie R. Me a d Meclmnifihe befchryving der vergiften, p. 88. ln ’t ¿esde Dee!.-
f Zie B a k e r Vervolg .op ’t nuitig gehruik van ’ t Mikrosioop'.■ Deel H l . H. 535: e fc ,
$ Vermits de Spinnen deeze Voelpooten, 4vanneer zy-een Infeit bcmagtigd irebben
ook gebruiken, om het zelve, w'anneer | y ’t .willen uitzüig-en1, ’er'mede vÄt te
hoaden en het i/idiervoege te keeren of te draaijen-, als tot het ¡¡¡tzuigen- noodii’ is
20 fchynen deeze Voelpooten veeleer den naaro'van Hulppöoten te mögen dfaagen',
By.de Manlyke Spinnen heb ik ’er her teeilid^aan ontdekt; dat van het Wyfje beeft
daarentegen zyne plaats onder en voorwaards aan den Buik.
ten aan het eerfte lid oranje geel zyn , en uit digtere hairboschjes' beflaan, T ab.x i i .
dan op de overige leden. _
Ik heb aan deezen dergelyke kleene Klaauwen, gelyk de andere acht
pooten hebben,'niet bemerkt, maar wel.geheel anderen.en ongelyke groo-
tere belpeurd; welken van vooren, onder een bosch oranje geele en- bruine
Hairen, genoegzaam verborgen lagen, en met hunne fcherpe punten
rugwaärds haar de Borst gekeerd woilS.n, gelyk te zfen is in Fig. 6 ; a l-% • ’ e.
Waar ik een Voelpopt van de binnende zyde met den Klaauw voorzien
afgebeeld heb.
Maar, vermiß deeze Klaauw zieh daar niet zo voiniaakt vertöont, als
hy .: ’|Ti vvaarlyk uitziet, wanneer h | ;van .den I’oot' afgefeiieitien wordt;
zo heb ik denzelyeiilA/g. 7, nog eens in zyne natuuriyke g-poptte' vpor- FlS- 7-
ged c id ; welke af beelding (ins dan eene zwanbruine, diltke, ronde,
' hoöinachtige llakswyze ■ ge io o g en , zelfdandigheid vertoont; uit welkdasen
lange, tedfte ,-*eer puntige uit en inwaards geboogen Klaäuw hervoort
komt.
f
Op d e .. eerdefliefchouwing. hield ik dit dik llakswyze gcdeelte voor
eene bewaarplaats^van ve rg if; en gelpofde, dat de daaraan zynde puntige
Klaauw met edne;;;opening:, waarL.döpr dit g if kon uitkomeri, voorzien'-
zou w eezen; waarom ik hetzelVe , in allerleie richtingen, onder eön goed
Vefgrootglas bragt. -Maar myne naauwfteurige waarneemingen ondekten
my niets anders, dan zulk eene pnkenbaaib fpleet, als by Lett. e aanga-Kg.
dnid wordt,-(jälwaar ik ilechts’ het uiterde fpitsje van deezen Klaauw derk ‘
vergroot h e b ,) en wellte ik voor geene opening-'wil 1 uitgeeven.
Doch waar töe dient dan der Spinne die fcherppuntige en onder .zo
'dik gevonnde Klaauw V Is dezelve daar tue gefchikt, op dat de Spin ’e r '
zieh van zou kunnen bedienen, tot bemachtigiug van haaren ro of? O f
is dit gedeelte een kenteken van haar manlyk gedacht; en gebruikt zy
het ter voortplantinge van het ze lv e '? 'Ik wil-geen van beiden bewee-
ren,'maar geloove, dat .de Spin,jSngevalle van nood, dien klaauw uit-
llaan, in haaren prooi indringen., en ’er zieh zelve mede Västhouden kan.
Dit is te waarfchynelyker, nadien deeze Spinnen, volgens het bericht van
Mejuffronw M e r i a n , niet alleen op infeilen aazen; maar ook op de ey-
eren van den kl eenen vogel Colibrie komen, die verbreeken en uitzuigen';
ja zelfs dat vogeltje in zvn nest wel overvallen, dooden en mede uitzpi,---
gen; ’t welk de bekwaame Mejuffrouw M e r . i a n , in haar groot werk
over de Surinaamfche Infeilen, Tab. X V II. zeer aartig befchreef.
L 3 De