T ab. eene voorzichtige fnede; en zag haar, wel nog onveranderd, maar tame-
XVIII. lyij dik opgezwollen, en fterk in elkander gekrompen; tevens befpeurde ik
dat z y zig nog bewoog, en terftond aan g werk ging, om de fnede, m
haar weefzel gemaakt, zo goed mogelyk weder te fluiten. Dit bewoog
m y , ten volgenden dage, nogmaals haar weefzel te openen; doch ook toen
was z y nog niet veranderd, en ik bemerkte dat de indringende lucht, al-
hoewel de door my gemaakte opening maar zeer klein wäre, haar niet zeer
beviel. Z y begaf z ig , even als de eerftekee r, van nieuws op de been,
en liet niet af van werkzaam te z yn , voor zy ook deeZfe opening weder ge-
flooten had. Op den vierden dag veroorzaakte ik haar ten derden maale
-die moeite; en zy was even bemoedigd om de opening o'ok nogmaals te
■ fluiten: echter wreekte zy zig over myne nieuwsgierigheid, daardoor, dat
z y vier dagen laater dan de andere, die ik ongemoeid gelaten h eb , naam-
lyk eerst op den twaalfden dag van haare inwikkeling in het blad, in een
popjen veranderde.
■ ' ... §• ‘ 3*
Dit popjen ziet ’er eerst geheel groen u it; doch, die kleur veranderd van
tyd tot ty d , en wordt eindelyk geheel donkerachtig rood - bruin. Haare
lchaal is zo fterk glanzig, dat dezelve fraai gepolyst, o f met de beste glans-
Pig. . vernis overtogen fchynt. Fig. 4. vertoont dat popjen in deszelfs natuur-
JLm. ä. lyke grootte, gedaante en kleur; naast hetzelve ligt by Leu. a de afge-
• ftroopte rupfenhuid; die ’er echter thans niet meer groen, maar helder
geelachtig graauw uitziet. Ik vlei my deeze a f beeldingen zo natuurlyk voorgefteld
te hebben, dat ik daarby deswegens verders niets behoeve aantetekenen,
meldende nog alleenlyk, dat het popjen, aangeraakt werdende,
zyne gevoeligheid terftond betoont, door eene beweeging, die echter zeer
flaauw is. De luchtgaten zyn op deszelfs geledingen, aan de gewoone
plaatfen; en het'laatfte lid heeft, op eene kleine verhevenheid, eene kleine
körte fteelswyze fpits, welke, door een vergrootglas befchouwd, uit twe e,
eenigzins groote gekromde haakjens beftaat; naast welken nog-andere kleme
haakjens gezien worden.
S.. 14.
Na verloop van 6 ä 7 weeken, (gerekend van het infpinnen der rupfen
a f , ) kwamen de kapellen, in dit fpinfel en de popjens tot volkomenheid
gebragt zynde 9 ten voorfehyn • ’t welk gemeeiilyk na middernacht gefchiedt.
Voteens de sewoonte der meeste nachtvogelen, lieten zy o o k , zo dra haare
v l e u g e l e n de vereischte grootte, en vastigheid o f ftevigheid verkreegen had-
den eenige droppen van een geelachtig bruin vocht vallen, t welk onder
den naam van reinigings -fap bekend is. De kapel fcoogde terftond, na haar te
voorfehyn Ironien 7 in de hoogte van het doosjen te geraatven 7 alwaar z y oo
tP Villen bekomen: dan, de onderving deed my, gelyk meermaals, op
B 1H rnet hoe w;einiff zekerheid 'er uit de fchoonheid* o f het onges
s ? « * * < « . h * ■ «»<10.0
fchoonheid der kapellen.
»5-
Onder F is i .'z ie n wy deeze kapel, zo als zy zig vliegende en op de £ 5
bovenzyden van haare J e r vleugelen vertoont.
voorvleueelen zo wel als die van den met hair bewasfen kop en rü g , valt
I h e t B H bruine. Gemelde vleugelen, zyn met zeer onregelmaatim
m . hefdere, fommige donkere, vlekken bezet; weshalven ik e r -
feene breede befchryving van geeven, maar alleenlyk daar omtrent aantekef
en kan dat zv een weinig glanzig, en aan haare buitenfte nen kan, dat z y ten we s ä | ’ fab vlerkaknedne;n meeamarg zzmyns m w wmmm |BB| ■ ■ bruine kleur; ze zyn daar benevens aan de randen met een nog wat heldtr»
der boordzel veriierd. Het achterlyf, dat van buiten, op ledere zyde der
H fM S l m e t körte en beschachtige hairen bezet is,-vertoont zig bruin-
E M m M B g i l i B H geftälte, dat ik de — |
n e baardwyze voelhoornen draage,) voor een manneqen igehouden h e b .
BwaaBromBik Bdan ook, aangezien alle de anderen, by my mtgekomen kapel- voelhoornen en ächterlyf gehad hebben, vastlyk geloof,
dat’ ik het wyfjen , ( welke .onfeilbaar ook met zulke voelhoornen bedeeld
zal w ee zen ,) nog even zo weinig k en , als deszelfs eieren.
Zittende heeft deeze kapel haare-vleugelen nier geheel dafcswyze, maar ||;
meer in eene horifontaale ligging, digt aan t ly f gefloten, als onder Ftg. 6 .n g. 6.
te zien is Tegelyk' kan men aldaar befpeuren , dat de fchenkek vam de
«riAtpn niet alleenlyk digt met hair begroeid, maar pok met ftekelige fpit^
fen bezet zyn en voor aan de eerfte leden twee kromme klaauwen voerem.
Tn deeze 6^ Fig. ziet men ook zeer duidely.k den voormtgeftrekten heldem
bruinachtigen zh ig to v e l’ benevens ¿¿n van de zwart-bminc oogen dep-
zer kapellen.
Eene