1?0 V E R V O L G O P D E N A T U U R L Y K E
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
De gladde, helderbleek flecht • bruinachtige Rups, met een
gvauw- bruinen, en met zwart getekenden kop, een bruin-
grauwen Rüg, en zy-ftreepen; benevens haare
verandering in een Nachtkapel van de
tweede Clasfe. T a b . XXIV.
§• *. -
Tau. D e Rups welke den Leezer op deeze Plaat, onder Flg. i en S.
XXIV. volgends haare natuurlyke gedaante, voorgefteld wordt, houde ik voor
dezelfde , die reeds door den Heer r ö z e l , in zyn jd e Deel Tab.
LXXL Fig. 2 . - i i . gegeven, en Bladz. 431. befchreven is , onder detr
naam van , Rups, op de zuuringplant leevende, glad en vleesehkleurig, met
groene en zw arte afgebrokene jireepen, behoorende tot de tweede clasfe der
'Nachtvlinders; benevens haar popjem volgends zyn ver'haal heeft hy de-
zelve op de zuuringplant gevonden, haar 00k met die plant gevoed, en ge-
zien dat z y zig na verloop van drie dagen in de aarde verfchopl, en haar
vervolgends na nog v y f dagen wedergevonden, önder een gewelfzel, door
haarzelve, zonder behulp van eenig fpänfel, vervaardigd, als een rankig
popjen, oranje geel van kleur, en aan het einde van zyn laatfte geleding,
met twee hairfpitsjens voorzien; doch een Kapel heeft hy ’er niet uit ge-
kregen: tusfchen deeze zyne Rups, en de myne, vertoont z ig , wel ©
waar, ten opzichte van de kleur, (d e tekeningen welken by deeze Rupfen
zelden veel • verfchillen, uitgenomen, ) eenig onderfcheid want geene
is vleesehkleurig, doch de myne valt meer in het bruine; dan,zulks moet
niemand vreemd voorkomen, aangezien ik onder drie Rupfen, welken
imy niet in Ju ly , maar eerst in September, van het jaar 1 7 6 a , ten deele
vielen, en 00k, even als die van,den Heere h ö s e l , op een zuuring-
plant zaten, mede een vleeschkleurige aantrof, die zonder verder eenig
voedzel te nuttigen, terftond tot haare verandering onder de aarde 0ve rging;
die 00k, ten opzichte van het popjen, en alle andere verdere om-
ftandigheden , volmaakt overeenkwam, met de bovengemelde van den
Heere r ö s e l ; hoewel zy echter, na haare verandering, geen andere
Kapel dan beiden de overigen voordbragt: dit, hoop ik , zal een toereikend
bewys opleveren, ' daarvan, dat ik my niet vergis, wanneer ik de meer-
gemelde Rups van den Heere r ö s b u , met die welke ik mynen Leezer
hier vertoon, voor eene gelykfoortige opgeef, offchoon zy in kleur van