ter na 4en-nek H meer donkeigfaauw.; en met veele B B B B f M B !
le pluimtjins bezet; bok is HH nog RHMM^gBH|
sende donkerbruine HM WHM— EH BMHMB■ 11 . ’ftaande hals met Lett. A getekend, is bruinachug geel, m t nndden ge Lett. A.
fpleeten, en aan den nekhouder vastgehecht, Op BMWHiliiMBMI
B l zieh ( L n t B B . ) de gfoote gewelfde oLuitpuilende Oogen. Z y b
. t o f i S w a van den. kop, zeer naby imn elkanderen, loopen
-voordsin eene breedere geftalte, rondspm den gantfehen kop, en voegen
■ Ü H H H | weder “jets iipaller .worden, geheel JM
Ü H Deeze beide il.:rk gewelfde Ofgen, anders het B B l B B B i
zichf ; gehegten, b.eftaan niet ilcehts u;t twee, maar, ( gelyk d eH |
beeldino' aanwyst,) uit zeer veele, en meer dan 490 zeshöekige, en, binnen
deeze hoeken, ronde en linswyze Oogen; die zo gefchikt zyn, dat
de“ h i v l i e s zig als een net of , f “ nv “ a ls^ H
deezer Oogen is wel groe.11, maar fpcelt echter 111 t licht als t tynlte
goud; t welk derzelver donkeren gtond H j ongenieen prächtig aanzien
J ä i , en achter.aan den kop zyn ze .met wit* tanje opgeiierd.
I belioeve hier, zo ik achte niet te bewyzen, dat dit de warne oogen
van B M M H B W H H om dat ik boven reeds .gezegd heb, dat, hoe
duidelyker■ dezelven zieh vertoonen, des, te het gezicht van •
dit Infea en deszelfs Pop zyn moet; en deels, g k , WM dat reeds de
Heeren Hob KE, L e e u w e n h o e k , Swamme r - e äM, d e R e a u -
mSPr R ö s e l , H M E B anderen, en m t by-
zonder de Heer P u g e t , die, (volgends het bericht van den Heer d e
een geheel traaaat over de Oogen gefchreeven heeft, ,
S t onwederleggelyk beweezen MH het welk ieder 1 de fchriften van
deezen beroeinden Najunr-onderzoeker ,kan nazien.
i i l t8. ,
Boven op den kop, en tusfehen die twee graote oogen, ilaan twee
— boven eenigzins ingedrakte, »en als tw'ee halve kogels gevormde dee-
len naast elkander, waar. uit de Voelhoornen ( Lett. C C . ) , welken drie Lett. CC,
onderfcheidene hoofdafdeelingen hebben, voordkomen,' De eerile en groot-.
fte hoofdafdeeling beftaat weder uit twaalf Jeden; elk van dezelven is
van boven roodachtig bruin, doch van onderen witachtig geel, en ronds-
oni- met veele lange hairborstels bezet, Wat wyders de. tweede en derde
Jjoofcjafdeeling belangt, deeze fchynen uit tieu tot twaalf kleinere Jeden^te ■■
■ M em o ir es pour fervir ä V Hiß. des Infeftes, T om. I. Pag. 21p.