■ l i s l P
■11
m m * 11ti-
““ w i s
m 1E5
H l l i l i l
H l
IM' IM
1
K k |
ierug gelaaten had, aan het licht, gnder de gedaante van een wyfjen, dat is l e inet
een dik achterlyf; haare vleugelen waren kort en nog nat, en haare ge-
heele gedaante was nog zo onvolkomen, als ik haar, benevens een bruin rei-
nigingsfap, onder Fig. 4. heb voorgefteld: onder Fig. 5. ziet inen haar in Fig. 4
haare volkomene grootte, welke ik een weinig breedvoerig zal befchryven. m 5‘
De grondkleur van alle vier haare vleugelen, is helder-bruinachtig.graauw,
voornaamlyk naar-de buitenzyde toe; echter verliest die kleur z ig , omtreflt
het vleugelgewricht, in eene andere iet donkerder; gezegde kleur is te-
vens met veele fyne puntjens en ftreepjens als bezaaid : de rand van de voor-
vleugels heeft geene uitkapzels; evenwel is dezelve binnewaards omgeeven,
van een golfswys loopende donkerbruin graauwe ftreep, op welke nog twee
andere ftreepen o f lynen volgen, die onregelmaatig loopen en dof donker
z yn ;. achter deezen lig t, dwars over het midden van den vleugel, eene ge-
-kromde uit- enin-waards loopende donker bruin graauwe v le k , welke by
het begin van den voorften vleugelrand, in twee takken verdeeld i s : voords
ziet men een binnen-en buiten-waards gekromde donkere , dpf-graauwe,
vlek, en op deeze, niet ver van het vleugelgewricht, nog een andere die
donkerbruin-graauw is,
D e achtervleugelen, die een eenigzins uitgehakten rand hebben, zyn byna van
dezelfde tekening als de voorvleugelen, welken flechts, wegens den omtrek, zig
een weinig anders voor het 00g vertoonen, waarom ik in deezen alle vordere
befchryving voor onnodig houde: wegens den kop moet ik nog aanteke-
nen, dat dezelve zo welals de hairdunne voelhoornen, het achterlyf en des-
zelfs geledingen, met zwart afgedeeld z y n , doch de vleugels en pooten,
z y n o p eene zelfde w y z e , naamlyk bruinachtig graauw, gekleurd; de kofr
te zuigfnavel is geelachtig bruin, en de oogen donkerbrpin van kleur.
§•’ 20. -
Als deeze Kapel z it, ftrekt zy de vier vleugelen niet over haar Iy f, maar
zodanig uit, dat hetzelve geheel onbedekt b ly ft, en z y z e lve , ( even als
alle Span - kapellen van deeze foort, ) zulke een’ ftand bekomt, als o f zy
met haar uitgeftrekte vleugelen vastgeplakt wäre aan de plaats alwaar z y z i t :
o f het mannetjen dezelfde gedaante heeft als het wyfjen, 'kan ik , uit
gebrek aan ondervinding, niet bepaalen; doch van haare eieren kan ik nog
iet aantekenen: myn Kapel lag ’er eenigen zeer klein, helder-geel, lang-
werpig, en in alles zodanig van gedaante als onder Fig. 6. blykt: wanneer Fig. s.
men zulk een eitjen vergroot, ziet men dat het met veele infnydingen
en dwarsgroeven voorzien is ; naar boven toe is het fpitsachtig, naar onde-
ren toe breeder, gelyk ik het onder Fig. 7. afgebeeld heb: daar ik v o o r ,^ . 7.
A a » het