■ ¡ i n ;
©f het gebitaan zulk eene Spin in het kleen ’e t niefczo vreefelyk uitziet, als Tab.XII.'
ons de verfchrikkelyke welgewapende, en met.tanden fterk bezette kaak,
van een Leeuw, in ’t grootte voorkomt. Doch wy hebben nog niet alles,.op-, .
gemerkt, wat voor ons, behalven de Kaak, in dit ichcpzel z e lv c , te vree-
z e n z y ; en de ontvouwing hielvan ontbreekt nog aan aan onze befchryving
van de Vangklaauwen. W y tnocten desaangaande /,ien,.of dezelven, ger
^ ly k P t s o , N i e u i i o e , . V I k b i a n , L e e u w e n h o e k , B ä € : | b e n
änderen beweeren, vergifrigend zyn:, dan niet ?
! § | ipvi r
3k lieb, boven reeds gezegd, dat de befchryving van den Heer R ö s e l
en S w am m e b .d am , welken de Vangklaauwen der Spinnen ouder/.ogt,
en ’er geene opening aan ontdekt hebben., my .tot een wan'trouwen, onitrent
‘ de waarneemingen van L E E u w E N H Q ;E K ,e n de vergüiigende eigenfchap
der Spinnen in ’t algemcqn, gebragt hadden. Ik hoijpre das, dat, deeze vry
~gro^e.Vangklaauwen, döormiddelvan eene naauwkemige onderzoeking, m y ,
inyne twyfelmoedigheid geheel zquden beneemen, o f my in dezelve tfog
meer verfterken.
Ik befchouwde gevolglyk deeze Vangklaauwen eerst met het bloote oog-,
van alle zyden ten naauwkeurigfte., en wierd weldra •gewaar, dat z y m y ,
geheel naar vooren, niet ver van het uiterfle'punt, iets vertoonden, het
"■welk myleerder toefcheen eine holte dan een plat ffcipje te zyn. My echter
op het ongewapende gezicht alleen niet willende verlaaten, befchouwde ik
dat fchynbaare ftipj.e dooiSen enkel vergrootglasiy en dit bevestigde my hog
meer in myn denkbeeid. Hierop verzuinide ikpiiet dien klaauw, in eene
beho.oielyke richting, en by helder weer, onder eeiVgoed fäamengefteld "ver ■
■grootglas te. brengen, en denzelven met alle opmerkzaamheid te blzichtigen.
Maar hoc verheugde ik m y ,'to en iki dezelfde opening zag , die de waarheid-
lievende L e k u w .e n h o e k ontdekt, en waar,' van hy gezegd had, dat uit
dezelve waarlchynlyk die ftoffe mpest-vloeijen, welke wy gewoonlyk ver-
g if noemen. ( * j)
. Ik zag die opening zo duidelyk, ja byna nog duidelyker dan op den An-
. gel van een Schorpioen, welken de Heer R ö s e l . in het IIIde Deel Tab.
L X V I . Fig: 5. voorgefteld heeft; doch met dit onderfcheidy dat die op den
Angel twee openingen, rnaar onze Spin, op haare Vangklaauwen, llechts
Ä K'ln e
Zie zySe reeds genoercde Continuatim. arcaror naturak T. IV, epist. 138. p. 318. fq*
^Is 'Hiedp li. 394. der. 'jljfe,.
E