11
T a b . XI. her zal met dar alles moeijelyk vallen, eene ft eilige uitipraak te doen, en zieh,
m XII. zonder eenige bedenking, voor eene der pareyen te verklaaren: aangezien de
Heer M a r c g r .a a f , zo wel als Mejuftrouw M d r ia n , deeze Spin leevendig
gez.en, ja dezelve een geruimen tyd opgekweelu heefc *. lk zat hec daarom
niet op my neemen, om my voor een dier verfchillende gedachten by voorkeus
te verklaaren. lk hei nogthans zeer over om-re gelooven, dat, fchoon de berichten
van Mejuffrouw M e r i a n niet altoos de volkomenfte zyn, het echter
wel mogelyk kan vveezen, dat deeze groote Spin geen langWebbe maakt. Doch,,
wanneer zy de Spin ook het Ipinnen ontzegt, eh het Neit, waarin dezelve. zieh
verbergt, voor een Rupfen - Ipinzel houdt, zo twyffel ik , niet zonder reden, aan
dit haar voorgeeven; en flaa liever geloof aan het zeggen van den Heer S e b a ,
dat zy zieh aan een draad van boven naar beneden kan aflaaten', ’t welk my grond
geeft, om te denken, dat het gezegde eyvormige Neft geen Rupfen - fpinzel
maar hec eigen werk der Spinne geweeft is f.
§: R
lk houd het ook wezenlyk daarvoor, dat deeze Spin draaden van zieh kan af-
geeven, om dat niet alleenlyk het gedroogde origineel, naar ’t welke ik myneaf-
beelding vervaardigd heb, maar ook eene andere Spin van dezelfde foort, welke,
in Spiritus bewaard, my door myn geeerden Begunftiger, den Hofraad Dr.
T r e w , ter onderzoekinge medegedeeld Ts, onder aan den buik, fchoon niet
volkomen duideiyk, eenige deelen vertoonen, die een (pinnewrat, waar uit deeze
Infecten hunne draaden haalen, fchynen re weezen. Hier mede is.’t wel niet
geheel, maar nogthans tamelyk waarfchynelyk voldongen, dat onze Spin fpinnen
en Netten maaken kan. Doch dewyl de tot hier toe aangehaalde Schryvers ten
minften daarin oyereenftemmen, dat zy zieh in hocken en garen, in muuren en
op boomen onthoudt, als. mede dat zy, ten' öpzichte yan haare geftalte, ( hoewel
ze ganfeh hairig z y , ) den inlandfehen op boomen leevehden , doch mede niet
geheel gladden foorten van Hoek fpinnen, veel nader dan aan eenige andere foort
fchynr te komen, zo zal ik wel op de voikomene zekerheid haarer Chile niet
roemen; doch haar evenwel in de rweede ClafTe, ( waaronder deiHeer R ö s e l
a l l e foorten van Hoek-of Hool-Spinnen brengt,“) voor anderen plaatfen. Had
deeze Spin zo veel gelykheid met de Spring-of Wandel-Spin, (die zieh zelderr
in boomholen of in de hopgte onthoudt, j) als met onze Hoek-Spinnen; ja, hield
zy
* Zie Marcgrami Hift. rer. natural. Brafil. Lib. VII. p.
et Med. Lib. V. Cap. io. p. 284. fq.
248; gelyk ook. Pißmls Hift, natural.
+ In dit vermoeden word ik, door de Heeren MarcgraafenPifo,. verfterkt; die zeggen, gelyk
- ikreeds in § d.aallgehaaid heb ’’ deeze Spin bouwt, haar Neft in oude muuren eh holie boomen.
„Zy ichynt derhaiven tot die ibort van Hoekipinnen te behooren, welken de Heer Röfel by
„ het belchry ven van Tab. X X I V . des Derden Deels §. I. Hool - Spinnen noemt; als welken
„zieh alleenlyk in holen, of reeten en gaten onthouden, dszelven sift haar weefzel bekleeden,
» en het ook eenigzius buitenwaarts daar over trekken. " ‘
z y zieh niet in de hopgte en op de boomen op , dan zou ik haar'vrylyk Ta*.X!.
plaatzen onder de Clasfe dier Spinnen, welken niet ipinnen; en in zo ver- en XII.
re met den Heere S.eb .a en Mejuftrouw M e r i a n , naar wier gedächten
zy onbekwaam zou weezen ,. 0111 een Webbe te liiaakeu, van .den ge-
voelen zyiii Wanneer echter eene naderp ontdekking my mogte overtui-
gen-, .dat ik gedwaald h eb , zal ik my niet fdiaamen mynen misflag te
yerbeteren.
B 9
Volgends de vefdeeling van den beroemden Z w a m m e r d a m , . * be-
hoort deeze Spin, gelyk alle anderen, tot zyne eerfte Clasfe, o f onder
den rang,' waar in by alle fchepzels plaatst, welken onmiddelyk uit een
,Ey yo.oitkömen, en hunne eerlte gedaante,door geene volgende verande-
ring, afleggen, Däar wy nu uit de berichten van andere Schryvers vernommen
hebben, dat ook deeze groote Spin Eyeren leg t, uit welken jongé
van dezelfde foort voortkomen; zo ’ : verwalt. derhaiven ook hier mede de
helachelylce en dwaaze ftelling van eenige oude Schryvers, die den oor-
fprong van eene ongew.oone menigte van Spinnen, welke men fomtyds
ontdekte, aan een in de lucht befmettend Saturnisch gift toefchryveh.
P a r a c E L s u s. /e lf z o u , volgens H ü b n e r s getuigenis, gemeend
hebben, dat de Spinnen, uit het bloed der maandelykfehe vrouwlyke
reinigingen voortkwamen. Anderen meenden beter het doel te treffen, door
eene“ verdikte, ep ongezonde lucht als de voortteelfter dier fchepzelen te
befchouwen; trachtende hun yd el' voorgeeven hier door ichynbaar te
maaken, om dat men in zulke gebouwen, die. in moerasfige en dergely- •
ke oorden ftaan, alwaar de lucht met vuile nevelachtige dampph opgevuld
is , doorgaans meer Spinnen dan elders zal vinden. Kan jemand intus-
fehen wel belachelykei en ongerymder droomen , nopens d i ' yoortteeling
deezer fchepzelen; daar dezelven zo regelmaatig iaänagefteld^syn, dat meh
in alle derzelver Ledemaaten den groóten Schepper der Natuur ontdek-
ken küjine ? Zou niet een ligtgeloovige Oude de talryke voörtplanting
deezer Infecten, veeiger, aan• die .natunrlyke neiging tot voortteelen, w 1-
ke allen fchepzelen is ingelchapen, toégefchreeven' hebben; dan verkleefü
te blyven aan gemeide dwaaze in vallen-, waarover zy Wan hunne nakome-
hngen belacht worden? Maar genoeg van een onderwerp, waar van ik
reeds meer gezegd heb , dan deszelfs waarde verdient; tyd en papier zal
beter befteed worden, wanneer ik ze tot de verdere befchryving van deeze
uitjandfehe groóte Spin gebruik,
B f '
* Zie zyn Bybel der Natuur Bl. 2Q.
K