T a s . ze wormen, na ongeveer veertien dagen, geheel volwasfen, en tot de
XV en verandering bekwaani z yn ; dan dit heb ik niet befpeurd; volgens ™yne
XVI. waarneemiugen hebben zy doorgaands vier weeken, en als de getteldheid
van het weder“ niet dienstig is , ;nog wel .langer tyd daartoe noooig.
F. YDe Fig. op Tab. X V , vertoont ons zulk eenen volwasfen Wo rm , in
die geftalte, zo als dezelveibrider de oppervlakte.vän het water hangt, en
teffens, in die houding, waarin hy lucht-fchept, welke hy in .zyn nat
verblyf niet kan ontheeren. Zullcs heeft hy met de meeste wormen van
Waterkevers en Libellen gemeeh; doch met dit onderfcheid, dat hy met,
( z o als eenigen van de laatstgemelden. doen, ) door de zelfde openmg,
waar door hy lucht 'inademt, ook het water in/.uigt en weder van zig
uitlaat. Om dit luchtfclieppen duidelyker te verldaaren, moeten- wy ,de
H B van onzeh Worm nader beichouwen, en hier toe'zal eene fter-
ke versrooting dienstig zyn. Vermits ik nu deefeen W o rm , doormiddel
van een zeer fterk vergröotend Mikroskoop, voor my.zelven afgebeeld
hebbe; zo zou ikhem ook.ongelyk grooter. in plaat voprgefteld hebben, Indien
de ruimte van de plaat het had toegelaaten: ondertusfchen kan _ik
f l I verzekeren, dat ik my in deeze afbeelding, ( z ie Fig. 7 . ) bcvlyfcgd h e b ,
onr alles op de duidelykfte wyze u itted ru k ln ; en ravne geaclite Leezers
kennen ze lven , Indien ’t hun gevalt, uit de vergelykmgmet de afbeel-
W m van anderen, die hem mede fterk vergroot hebben:,. afleiden,.of
hy in deeze af beelding duidelyker ö f ondüidelyker getragen zy.
De geheele worm beftaat uit drie voornaame.deelen; naamlyk, d.e K o p , den
R u e ob het Borstftuk, en het dünne Achterlyf; zyiltie voorts de körte Hals,
beiSffens de twee byhangzels, waar door hy lucht Ichept, niet mede ge--
rekend. Deszelfs huid is glimmend, doorfchynend, overa.1 niet t-gdere ade- -
ren doorweeven; I en wyders met kleine fchubbea; .fcedeltt; de kpleur j
brüinachtis- eeel. De kop is , naar evenredigheid van_ he|jachteilyf,- ta-
melyk groot; evenwel kleiner dan-het Borstftuk; eenjgzms breed, van
achteren rond; en heeft van vooren, naast den fntut, een paar voeftpitfen,
L e n d welken ieder in drie hairige Leden verdeeld z y n , ( z ie L e t t . F . ) I © e lme-
■' ro o d S e b 1iahen begroeile Inuit fchynt w e l .by t-o fkn yptan g en te hebben
; die evenwel niet te yoorfchyn lcomep, dan. als de Worin m o d d e y if
s -nekle deeze VoelTpitfen veränderen, denke Hfl ^ voelhoornen; fchpon
de Heer S « m m L - a m , in zyn ■ M B H l:es a“ gaaP dä eMe £ndci*
gedachte te beide brengt, gelyk ik vervolgens nader zal aantoongn.
water inflokt; waarom z y zieh ook niet volkomen befchryven laaten. Doch T a b .
men ziet, door middel van dit deel,.'het voedzel-, als dönlcere v l e k k e n , X V en
door den Kop en den dünnen Hals, in het dikke Borstftuk-overgaan. x v l -
Recht boven-den Snuit wordt men,, digt by ieder voelipits, eene don-
kerbruine vlek’ gewaar; welke ik in geene andere- afbeelding heb gevön-
den, dan-in die van den Franfchén Hoogleeraar in de wiskunde, by de
Schilder-e n -Beeldhouw-académie-, ik mee-n den Heer L : J o b l o t , op
de 13ite Plaat van zyn uit twee deelen beftaande vöörtreftelyk W e rk , over
d e , door vergrootglazeu, g'eüaane Natuurkundige waarneemiugen van vee-
le Inletten en- kleine' Dieren, in toebereide eil niet toebereide vöchten, *
• Bchalveii deeze twee donkere vlekken, heeft de Kop ®ok nog. eenige
anderen, die met kleine..tengere Aderen omzet z yn ; welken ik houde
voor deelen, die tot den fnuit behooren ; welken zieh echter .min duidelyk
dan de anderen vertoonen. Verder ziet men, ter wederzyde van. den k o p ,
twee grpöte, in twee verhevenhedeu afgedeelde achter over gebogene
oogen, die zwart fchynen, doch by eene- fterke1 vergrooting duidelyk in
’t groene Ipeelen; en niet geheel glad zyn zo als de anders fcherpziende
S w a m m e r d a m ffleent. ' f Ze vertoonen zieh dan nets w yz e , o f zo ge-
tral-ied, als de beröemde Engelschman, de Heer H o o « , § en Sog eerst
onlangs d e Heer Juftitie-Raad L e d e r m ü l l e r , * f dezelîvettafgebeeld
hebben. Uit de gefteldheid dier getraliede oogèh fchynt het fcherpe gê--
zicht deezer Wormen te orttftaan : Want het .is ongemeen vermaaklyk te
z ien , hoc fnelyzy zieh weeten te verbergen, wanneer zy menfehen o f
cenig ander ongewoon voorwerp gewaar Worden, De wormen a i poppen
vlügten dan, met dezelfdë omzichtigheid, als de vreesàchtigh’ kikvorfchen;'
en de: een poogt den anderen in de fnelle verberging onder het water
'' voor-
* De Tytel van ’t Werk is; Obfervations etHifioire Naturelle, faites avec le Microscope,
f i r un grand Nambre d’ irfc&es et fur les animalcules, qui Je trouvent, dans lè s■ Liqueurs
fl'èparéùf} et, dans celles, qui ne le font pas, avec la description. Et les ufages des diffè-
rens Microscopes & c . Partie déjà publiées parfeu M. Job l o t , Profesjeur en Mathe- ■
matiquei de l' Académie de peinture et de' Jculpture, partie redigées. fur les obfervations -pös^
terieurè's avec un grand nombre - de figures. Tome Premier, a Paris chez Briasfon Libraire,
- rue fàlnt jaques, a la fciencè 175.4. 4-L
-f- Zie zyn. Bybel der Natuur. Clasfe. Bladz. 144.
§ Zie zyne Micrdgfaphia. Tab. XVII. Fig. 1.
*f Mart. Frohen. Ledermulïèrsf Microscopy che gemuttes m i äugen-Ergötzung, pag. 154. 155.
Tab. 79; Fig. g. Nbg. bi 4“.