ü4 v E R V O L G' op d e N A T U U R L Y K E
g» .fl ■*>
■ Befchryving van een zeldzaamen W e s t -® dergelyken
O O STIN D ISCHEN Vl INDER.
Tab. V.
Fig. i.
en 2.
§■ Ij
0 zekerals het is, dat, onder alle Natuuronderzoekers, die afbeeldfels
van Viinders vervaardigd hebhen, de Heer R ö s e l in zyn uitmuntend Werk
over de lnfecten, ons de befte en keurigfte tekeningen en narichten, van de ko-
leuren, h e e f t medegedeeld; even zo overeenkomlHg is het met de waarheid en
de ervarenis, ’t geen hy in het Derde Deel van zyn Werk, blddz. 297, aarite-
kent; dat, hoe algeracen de groene kolepr aan de Rupfen zy, men dezelve nog-
thans inzonderheid de blaauwachdge o f celadongroene, zeldzaam. aan de Viinders
zelven befpeurt. Onder meer dan 199 verfchillende foorten van Viinders,
die hy afgebeeld en befchreeven heeft, vinden wy ’er niet meer dan 19 , welken
met groenachtige viekken en verwen getekend zyn. Deeze waarneeming van
R ö s e l zal nog des te meerder toeftemming verwerven, wanneer men nagaat,
d a t’er, onder de 79 Surinaamfche Viinders, welken door de bekwaame hand
van Mejufi'rouw M e r i a n in haar groote Werk afgebeeld zyn,.maar 9 a 10
gevonden worden, waar aan men iets groenachtigs ontdekt.
S- 2*
Gemerkt men nu daar uit de zeldzaamheid der groenverwige, byzonder der
blaauwgroehe Viinders,. niet onwaarfchynlyk mag afleiden, zo meene. ik wel
bevoegd te zyn, om den op Tab. V. Fig. 1 en a afgebeelden Vlinder, onder
de allezins zeldzaamen te teilen. IntuiTchen kan ik echter wel toeftaan , dat hy
mooglyk in zyn Vaderland even menigvuldig te vinden is, als de by öns zo talry-
ke hoogbla,auwe Dagvlinder ( a . ) der tweede Clafle_; welks afbeelding men in"
het Derde Deel van R ö s e l s Natuurlyke Hiftori.e .der Infedlen Tab. XXXVII.
"Fia. 3 , 4 en 5 afgemaaldyindt, Men treft deezen Vlinder toch alle Zomers,
op&de Weiden, iri de Tuinen en de Moeraifen, overvioedig aan. ’t Zou 00k
wel kunnen zyn, dat ’er by dien Vlinder zo veel verfcheidanheid, ten opzichte
wän de viekken en de höogte der koleur, plaats had, a[s ’er by onzen Inland-
fchen b’efpeurd wordt. J a ’t is niet vte'emd, -te denken, dat deeze Vlinder' tot
■ ■ | ■ H ' ■ . WM . H l I H l ■ I .de-.
t a ) Mooglyk sal ik vervolgens den Liefhebberen, die gaarne een grondjg bericht, nopens de
verandenngen van jeder Rap» tot in een Vlinder,.hadden, met betrekkirig tot deeaen fchooneij
InTandfchen Dagvlinder, genoegen kunneu geeven. De Heer J: N. Korner te Frankfort, myn
w a ä r d i l e V r ie n d , welke my -reeds verfcheidene Rupfen, door Höfel niet befchreeven, he,eft
jnedegedeeld, welker afbeelding ik myne gnnftige Leezers by gelegenheid onder ’t oog za)
' hrengen, heeft my althans einigen grond van hoop hier toe verleenth