T aiT. door de heen en weer getande, deels donkere, deels heldé're dwarslynen
Xin. en ftreepen, welken daarop gevonden. worden,; en niet minder door de
daartusfchen liggende vleugeladeren ; mitsgaders door de, wel weinig, echter
zeer'regelmaatig nitgefchulpte randen.’
Haare achtervleugelen hebben, aan derzelver -inwendige o f aehterfte
randen, die byzonderheid boven andere kapellen, dat z y , in het midden
eenên bruinen nitgekapten, en met eenige lange zwartè pluimen veriierden
hoek hebben.' De kleur der beide achtervleugelen is voords helder geeh
achtig graauw; de rand is niet uitgekapt, maar verfierd met een bruiri-
achtig graauw boordzel, 5t welk zig aan den voorkantj en voorhoek, met
eenige ook bruinachtig-graauwe ftofvlekken, vereenigt.
Deeze achtervieugels zyn niet zo digt met pluimen en hair bedekti,
als de voorvleugels ; ja z y fchynen zelfs in ’t geheel niet met pluimen,
maar eer met lange hairen bezet te zyn.
I2 -
In den diep voor haar korst liggenden kop , äaj| welken ik , (waarfchyv
nelyk wegens de.szelfs kortheid, én diepe lig g in g ,) geenen zuigfnavel
heb kunnen gewaar worden-, zyn bruin-graauwe oogen, hélder-geel bruine
en hairdunne Voelhôornen; en dezelve îs , benevens. den. hairigen ru g ,
en het achterlyf bruin-achtig graauw van kleur. Intusfehen ziet men,
op den ru g, een zwartacjitig gekleurd .gedcelte, byna ifJ’ de gedaante van
■ eene M. Ook îs het eerfte. lidy van het achterlyf, met eenige zwarte;
doch het tweede en derde met bruinachtig roode hairen bezet.
Hoe de eiëren, waarpit deeze kapellefgjgeboren worden , van . groottg
en kleur z y n , kan ik niet met zekerheid bepaalen; maar ik vermoed dat
z y in het geele vallen, en niet zo groot als een gierstekorl weezen zullen.
Brie
Drie Kapellen, zyaarvan iwee tôt d e derde Clasje der
Nachtvlinders, en é'én tot de tzveede Clasje dar Dag-
vlinders behoort.
IUI
M bH W M « H | ■
ze kapellen behoorende optefpoorpn, maar | ben ß g gdukkig genoeg
W H « myn oogmerk te ¡ M i en M weet, o f ik immer zo
H H H t f i H H H i i ___ Dan zoude ik nu zulke fchoon gete,-
fen de inwooneresien van ons vaderland, .om bet onthreeken van haare rup- ü i BÜW8 dat, der veranderinge tog onderworpen z y o * ;;met be-
M M M M W W i M zoudg de Hiftorie. der Infeften meer
tot verarming dan verryking verftrelcken: moge lykzyn de tupfen deezer
kapellen, by den .een .of anderen myner liooggeachte Leezeien, wel be-
kend B o f moselyk zullen' zy dezelveii, m 11 vervolg van tyd , hier o f daar
wel ontdekkm; in welken gevalle 1 de my medegedeelde beuchten. des
S n iS n d e met dezelfde pprecjite, dankbaarfteid zal erkennen, als ik my.
1 z yn , om I B M « te melden van die geenen my-
iier begünstigen., aan welken I het l.ezit der bovengenoemde dne W M
len te' tanken heb. Een van die B H f l begunstigers is H B j J- G.
P t a - e b a c h , Med. Do&. Pract. ordin. te Frankfort am Main, aan
M H W w B I /.-¿t. i . 2. q. en 4. verichuldigd ben; en de gunsü-
■ H H van de zeer aartige kapel Fig. 5• heb ik te .danken aan
fene.reeds voorueen genocmde begünstigter van mynen arbeid.
% '
Daar de gedaante van de vleugelen der kapellen Fig. i en s. dmdelyk Fig . r.
te kennen geeven!, dat zy behoorgn tot eene foort, die, B J B B H B *•
Seügelen ■ aan 1 lyf ! ■ houden, o f, ( gelyk andere naehtvlmders 0
niet dakswyze, maar uitgefpreid draagen; en t ook duidelyk ^blykt dat
haar aphtprlyf B H is dan dat van anderen, is d^ar uit gereedlyk te
’• ' - ■ • "