verzekert, dat hy by dezelve 00k eene tong heeft gezien. Daar ik nu de-
zelfde ontdekking 00k gedaan, en in den mond van andere ruplen mede ze-
ker deel gezien heb, ’t welk de gewoone verrichtingen van eene tong deed;
en het my boven dien bekend is ,d a t jd e Heer L y o .n e t , (d ie , met een
onbefchryvelyk geduld, en nooit genoeg te roemen oplettende naamvkeurig-
heid, de ontleding van eenerups, niet meer dan drie düimen lang, onderno-
men h e e f t ;) dat die Heer, zeg iR, zyne rups op zekere plaats mede een
tong toefchryft; ftel ik de aanweezigheid van dat deel buiten twyfel.
Hierdoor zal ieder, met my, te meer opgeleid worden, om de ondoorgron-
delyke wysheid van den almagtigen Schepper, met diepe eerbied, te bewon-
deren; en verbaasd ftaan over het voortreffelyke maakzel van de kleinfte
fchepfelen. — :— Voor ’t overige vermoede ik met den Heere R e a u -
m u r , dat de kleinte des monds van onze rups de oorzaak i s , d a t z y het
gras Hechts aan den ltant afknaagt.
' '§• 7-
Het ligchaam van deeze rups beftaat uit 1 2 , niet diep ingefnedene, ge-
ledingen, die op het midden van ’t ly f het dikfte z yn ; en wier kleur een-
paarig groen is. Over deeze geledingen loopt, van vooren tot achter,
een fmalle dpnkergroene ftreep; twee andere dergelyken, maar helder
groene ftreepen, loopen over de gemelde geledingen, aan ieder zyde der
rups, mede yan vooren naar achteren. Z y is , (g e ly k ik reeds gezegd
h e b ,) niet met ftekelachtige doornen bezet, maar heeft, in plaats van dezelven,
op ieder geleding, körte dünne hairtjens, die , als men ze door
een vergrootglasbefchouwt, op kleine wratjens in de huidfchynen te ftaan.
Offchoon men aan deeze raps geene geregelde doornen ontwaart, heeft
zy echter van achteren, op haare laatfte geleding, die in ’t'kruipen achter
nafchuift, een paar geelachtig groene ftyve fteelfpitzen , die elk met
zeer körte, hairswyze borstels bewasfen Z y n ; en die zy niet dan met be-
hulp van haar gantfche ligchaam kan beweegen. Ik zou dezelven, byal-
dien zy wat meer overeenkomst hadden met de doornen van andere ruplen,
(voornaamlyk, om dat z y 00k fty f z y n , ) wel willen houden voor waare
doornen, en dus tevens voor kentekenen, dat deeze rups tot de eerfte
Clasfe behoort. Z y heeft voorts eenigzins kleine, pooten, en zo wel de
6 fpitfe vo o r -a ls de 8 ftompe b u ik -en 2 nafchuif-pooten, zyn door-
gaands groen. ^
Wat betreft haar voedzel, z y is met weinig te vreden: zy maakt in ’t
ltruipen geen grooten haast, en de Heer R e a u m u r zegt, dat zy 00k
lsjnglangzaam
opgroeit. D ie , welke ik had, was reeds volwasfen, toen ik T i ü.
haa8 ontving, en toonde m y , door het uitwerpen van haar inwendig v u il,x ix .
dat zy naby haare verandering was. Iiitusfchen verwonderde het my niet
weinig, toen ik haar, des niettegenftaande, daartoe geen gewoond ve rb ly f,
maar ilechts eene eenigzins vooruitfteekende vlakte zag verkiezen. Aan
deeze hield z y zig met haare nafchuif-pooten vast, en nam, na kosten
tyd , eene, met den kop naar beneden hangende, gekromde houding aan.
Door eene tamelyk fterke beweeging, kromde zy echter fomtyds haar
gantfchen ligchaam zodanig.te zamen, dat het fcheen, als o f z y met
haar’ kop haare vastgehechte nafchuif-pooten geheel wilde naderen: hier-
b y werd ik gewaar dat haar rüg, digt by haaren kop , vry dik werd;
welke verdikte plaats, toen dezelve op het dikfte fcheen gekomen te wee-
z en , en de rups een grooten dag in gemelde houding gehangen had,
eihdelylc door eene geweldige heen-en weder-beweeging openborst; en
waaruit, binnen omtrent een paar minuten, een popjen te voorfchyn
kwam._ Hetzelve was, onder de nu afgeftreken rupfenhuid, tot die volko-
menheid gebragt, in welke ik het onder .F ig . B , zo loodrecht hangende Fig.b .
■als het waarlyk hing, voorftel. Het fmertte my, dat andere noodzaakelyke
bezigheden my toen niet veroorloofien 00k de gemelde vöordkoming
aftebeelden; in welken gevalle ik niet nagelaten zou hebben, de ge-
ftaltsrichting der rupfe in' die omftandigheden 00k duidelyk aftemaalen.
In vergelyking met andere popjens, tot deeze Clasfe behoorende, is
het onze eenigzins kort en dik te noeinen; en ’t wykt 00k van dezelven
daarin a f , dat het op zyne geledingen geene ftekelachtige verhevenheden
heeft; zyn voorfte gedeelte is 00R niet zo zichtbaar grynsvormig, en
st heeft-over hetzelve een paar Ipits toeloopende hoornen. De vleugelfcheden
zyn duidelyk aan deeze pop te zien; 00k is ’er het gewoone getal
der luehtgaten zichtbaar aanweezig; deszelfs kleur was in het begin
een aangenaatn groen; doch die werd allengskens donkerder en eenigzins
o ly f vormig. T o t myn ongeluk verdroogde deeze p o p , waardoor myne
verwachting gantschlyk te leur- gefteld werd, Intusfche'n gelo'of ik den
■Heere R e a u m u r ten volle , wanneer hy bericht, dat dit popjen, by
warm w e e r , zyne kapel in tien dagen voordbrengt; en dat zulk eene
rups by hem reeds in Juny begon te veränderen. Doch daar dit by my
integendeel eerst in_ Oftober gefehiedde, zo vermöed ik' niet te zullen
dwaalen, wanneer ik vooronderftel, dat haare kapel. tweemaal ’sjaars*
( naamlyk eens b y . den aanvang van den zomer, en nog eens in den laa»
ten h e r fs t,) verichynt. v ■ ■ . H
w m
Den Lezer, in de voorgaande-' | ; met de befchryving van eene onge-
T woo