T a b .
XV en
XVI.
■Lett o.
Lett. p.
T ab.
XVI.
lyk dubbeld te zamen te Mggen; (zie Lett. o .) en nu werd ik eerst den
weezenlyken Angel, ( z ie Lett. p. ) volkomen en bmten de idiede gewaar
ook kon ik zeer duidelyk bemerken, dat_ deszejfs roode kleui vooidkwan
uit myn bloed, ’t welk Üpor dat-carnai;-in de hoogte fteeg. Zy ;
Angel byna tot aan den kap toe- in myn vleesch, en ik kan .veizekeien,
g.een pyn, dan by den eeriten Üeek, gevoeld te hebben.; Emdelyk weid
ik.gewaar, dat liet onderlyf zo fterk. opzwol, dat bet feheen te zullen
bersten, en tellens eetig roode klein- aapnani, , ' 1 y .. ’
De Müg had ongeveer den tyd van bène Minuut befte.ed, om | B G B
tezuigen. en -zyn b jo e d d o r s tH ftillen ; waarna ik dezelv-e, ( zondei iet§. ■
meer te g e ro e fen ,) met een zwaar.helaaden Lichaam van daai zag^tveg,.
vliegen. Vermits ik n u , niet tegenftaande ik m y , behalven vm dee|;e,
ook nog vàn anderen zo-Mannetjens als VVyfjensmuggen had L . . ^ .
niet anders dan den eerften lieek gevoeld, en van denzelyenge n _
gevolgen ondervonden, o f fehlt® bekamen .heb, zo befluit i < n B E S
.alleenlyk . die geenen, ,v.i den fteek, eene
o n tv J r worden, die den fteek der Mag wihen H H B | | B |
Angel, dien ik by onderzo.eldng van den Mug ontdekt heb, H B g I
deezemyne gedachten. O f M Menfchen z yn , die, m M M B B i i w S B
sveeven, niet van de Muggen geftoken kunnen worden , zal ik noch toc
ftemmen noch ontkennen indien ’er. zulken z yn , dan heeft moogiy -
ze uitzondering S H omtrent zeer vette hchaamen; B H Ü B B I H
welken Ae Muggen géeri fnmak vinden. Ondertusfchen is d e .fte J t v<
onze inlandfche M ü g , H verre n a, niet van-zulke
als van die welken in heete luchtftreeken gévonden worden. Ik m g
my ter deezer geiegenheid desaangaande geleezen te hebben, dat ei M g
■ gevonden ü » die dezulken, welken aan demoeyer- der zee^woo, len, met haar fteeken M M i I B M M M datier by hen, H S haar op de knie ^ t o o ^ . ^ n
eene on’fteeking dp volgde, dat zy heti gekwetfte hd . hadden moeten
laaten afzetten. Dat ’er althans in
-zyn, getuigt M a r c g r a a f in zyne Hiß. Brafil N f t . L- VII. -pag. 157?
en hy declt ons zo wel derzelver befchryyrng als afbceldmg mede..
§• i 7- ,
N u -ftaat ons ' jyyders- .n.og den, op Tab. X V I . M M Ü
vergrooten kop, van eene Mannetjensmug- te beichouwen, ■ ■ ■
waar door hy van dien van het Wyfje onderfcheiden is. Ik heb denzei
ven met aUey zyne EHM als hy op de M H H |
voorgefteld, De grondkleur is voorwaards -graauwachtigbruin,- maar « ^
Tab.XVI.