T a b .
£111.
Letter
§• 8-
I Nu volgen een popjen en eene kapel, wier rups, (die men zeldzaam,. 1 alleenlyk op Eiken v in d t,) in het IIIde Deel van den Heere R o s e l ,
Tab. X L V I I I , Fig. 3. afgebeeld, en van bladz. 240 tot 242. befchree-
ven is , onder den naarn van
De ongemeen fchoon getekende, groen en wit ■ geftreepte
E i k e n - r u p s , met geele en roode zyflreepen.
Om dat dezelve van achteren geen h o om -o f ftaartipits heeft, (als een
kenmerk van de nachtvlinder-rupfen tot de eerfle Clasfe behoorende,;
plaatst de Heer R ö s e l haar onder de tweede Clasfe derzelven. Dat hy
00k daarin niet gedwaald heeft, toönt onze afbeeldmg der p o p f zo wel
als die der kapelle. Het popjen f c h y n t . geheel geen fteel-fpiK te heb-
ben, welke tog aanweezig moest z yn , zoude zy tot de eerfte Uasle: ge-
bragt kunnen worden: de kapel heeft 00k met zulke fmaUe mt-en m-
waards loopende bovenvleugelen, als de kapellen van laatstgemelde CL
gemeenlyk hebben. Als zy z i t , bedekt zy haar geheel achterlyf met haare
vleugelen: die z y dakswyze draagt; dit doen de
re voelhoornen zyn 00k niet zo bytelvormig, als zulks _ by (he van de
eerfte Clasfe pla'ats heeft: denkelyk zyn z y by de mannetjes vederswyze,
en by de wyfjens in tegendeel hairdun.
: §• 9-
B ■ D ie , welke w y onder Letter B vertoonen, is een wyfjen: waaryan.
’ het dikke achterlyf een zeker merkteken is; behalven dat de ondervmding
my desaangaande volkotnen overtuigd heeft. Ik heb naamlyk de Aapel,
tenevens dlrzelver popien, reeds in het afgeloopen jaar van myn boven-
eemelden vriend in’ Frankfort ontvangen; de kapel teiftond dgetekerd, Ito popien vafi aarde MM Daar nu de kapel, die ik ’er tut ver-,
wachtte^ v y f vierendeel jaars, en. derhalven veel te lang weg bleef, nam
E H H M korts geleäen, eens o p , en vond het van ta t e n wel ge-
fteel onbefchädigd, maar een ondraagelyke flank oveituigde my achter,
dat het bedorven moest weezen; ’t welk ik , na t geopend te U | g £ |
inderdaad öok alzo bevond. Zo weinig als dit gezicht my yerheugde,
zo_weinig geviel het my terftond daarop, by t openen van het d o o fen ,
waarin ik de kapel bewaard- had, om ’er my, by de nadere befthryvmg
van te bedienen, gewaar te worden, dat haar achterlyf, Hechts op w 1-
■ n^e eidren n a, die z y by zig gehad had, opgegeeten en vermeld was.
Dit ongeluk was my toegebragt, door zeker hairig in fe il, t welk in een Jab-
k l e in e n kever verändert.- Edoch deez'e is. echter met de eemgfte vyand, AU1-
die de verzamelaars der kapellen plaagt; want de papierluts en de tarne
fcorpioen, * door den Heer R ö s e l , in zyn H
F is 1. en a. afgebeeld, zyn even onaangenaäme gasten; gelyk zo de
laatst genoemde onlangs een myner mgefpcnnen poppen bedorven, |n tot
de vernieling’ van-de tegenwoordige kapel, 00k het zyne toegebragt heett.
Op een anderen tyd zal ik nog wel eens gelegenheid hebben, 0111 van
deeze bedervers der infeilen breeder te fpreeken.
io-
Thans keere.-ik my tot het popjen, ’tw e lk , onder Fig. A , in deszelfs A.
natuurlyke grootte, afgebeeld is j en waarin de bovengenoemde Eiken-
rups onder de aarde verändert.
Het zelve. is recht donker-violet-zwart, alleenlyk zyn de fmalle infne-
den der geledingen, op welken gemeenlyk de luchtgaatjens geplaatst zy ti,
eenigzins geelachtig. Äan het voorfte gedeelte, kan men, door zyne fchaal
heen, reeds gewaar worden, de gevormde leden der kapelle, welke men
daaruit verwacht, die zig zeer duidelyk vertoonen., Dat dit popjen, hoe
-zeer het dood fchyne te weezen, echter lee ft, blykt voords daaraan, dat
het zig beweegt, wanneer het aangeraakt wordt.
- Daar nu de bovengemelde. Rups, in de maanden July en Augustus
haaren - volkomenen wasdom bereikt, en de Heer H o r n e r ccrst in het
voorjaar, uit een dergelyk popjen, eene kapel gckreegen heeft, zo is
daaruit te beiluiten, dat deeze foort van kapellen, fl echts d enmaal s jaars
te vöörfchyn körnt; en dus zig 00k niet meermaäls vermenigvuldigen kan.
'I I v ‘ '
Onder Fig. B , zien wy eene, 00k in haare natuurlyke. grootte afge- Fig. E;
beeide-, e n 'u it de gemelde pop voordgekomenb kapel, met uitgeftrekte
vleugelen. D e , grondkleur der voorvleutelen is wel -niet bont, en zelfs
Hechts bruinachtig gtaauw; echter ontvangen z y een' aanmerkelyk fieraad
door
* Zodanig eene kleine fcorpioen, o{fcorpioen'fpinrfR e e t - fp in ,z o als. de Heer F r i s c h
haar noemt, ' heb ik eens gevOnden, die zeer fchoon beider groen van kleur was,
en roode fchaarfen had : ze was: zo groot als die, welke in het de
Deel afgdl^ee 1 is; en fchoon die ’er. jjpadachtig bruin uitziet, houde ik haar tog
. yoor eene van dezelfde foort met deeze.