De donker-violet - bruine, en groen^geßreepte Wefiindifche
Z w a l ü w e N s t a a r t ; zynde'een Dagvíindér der
tweeäß CI äße*. ;
§. 2.
Deeze fchóone Viinder wordt in de befchryving, die my met deszelfs toezen- T ab. ii.
ding medegedeeld is,-genaamd, een zwarte mee groene ligtblaauwe ftreepen ver-
fierde Pagie uit Surinames: doch ik geef aan myne hierboven geftelde befchry-
' ving de voorkeur. Ze komt beter met,zyne geftalte, verwe en Vaderland overeen;
want hy wordt niet alleen in Surinanien, maar ook in andere Ge wellen van
Amerika gevonden; daarbenevens heeñ hy zéer veelovereenkomft met den VJin-
der, dien de H e e rR ö sE ty in het I Deel op de II Tab. onder dg tweede Clafle
der Dagvogels, in zyne Natuurlyke Hiilorie der Infecten,, befclireeven, en mee
den naam van Zwaluwenflaart benoemd heeft. Ze zyn zo in geitalce , als ten
aanzien der itreepen, uitgenomen in de koleur, zeer gelyk aan elkanderen.
S- 3-
Myne eenmaal aangenomen orde van befchryving volgende, zal ik met de be-
fchouwing van de bovenvleugelen een aanvang maaken. Deeze vértoonen zieh in
de eerile Fig. uirgefpreid, en zyn in den grond donker violett bruin. Ieder vleu- Fig. %.
gel heeft, in' zyn donkeren grond, negen hooggroene ftreepen, die allen dwars
over den vleugel hßenjoopen, en meerendeeis.in eene gely.ke wydte van elkanderen
afftaan. De breedile derzelven verdeelt zieh, tegen den voorllen vleugel-
rand, in drie takken. Onder de genöemde negen ftreepen, zyn ’er twee één
lange en één körte, welken boven den breeden en in drie takken verdeelden
hoofdftreep, tegen den voorllen vleiigelrand, en den uiterften vleugel hoek, häak- ■
vormig krom ftaän.
S-4-.
De Achtervleugel, de prachtigfte zyndé, .heeft,e,en veel donkerer grond dan
de voorfte, en- pronkt met de volgende -íieráaden; By de inieding des Vleugels
loopt een lange fmalle blaauwgroene ftreep, die,, naar den binnénrand, tot aan
hét middén des vleugels doorloopt; zieh aldaar omkromt,. en vervolgetis tot aan
den binnenránddes Bovenvleugels te rug keert; vertoonende dus de.gedaante van
eene lange groóte V; - Ächter, deezen ftreep ziet men eene körte .fmalle zeegroene
vlek; welke, by de toevouwing. der vleugelen, eene boogvormige-gedaante
heeft. • Op deeze volgt eene zeer fchoone groene géele en blaauw-fchi.trereade
® - bree-
* InLinn. Syfl. Not: edit. XII. p. 750, fp. 31. Pap. Eg. , heeft hy den naam van Leilus, ot
de Surinaamfibe Pape; hy wordt ook dikwyls de Amerikaanfche Groenftreepige genaatnd,