I
§]
K
1
Tab. bruin is : dat deeze blaauwe kleur hier, even als by andere zodamg ge-
XXv. verwde poppen, ontftaat, uit eene, door de;zweelgaten heen gedrongene
en verdroogde vochtigheid, is. zeker eene uftgemaakte zaak; echter heb
ik tevens waargenomen dat die popjen,. niet overal even dik met deeze
blaauwe ftof overtagen w as , en dat, als ik dit gedroogde zweet van de
fchaal van het popjen afwischce , znlks, niet, (g e lijk ik by anderen heb
waargenomen,) op nieuw weder uitbrak, voornaamlyk als de geboorte
van de Kapel reeds naby was : haare waare, naamlyk de roodachtig brui-
ne kleur wordt zichtbaar, als men de blaanwe afwischt, en als zodamg
Fig. 6. heb ik haar onder Fig. 6. op den rüg liggende vctorgefteld: de liggmg,
en alle deelen en geledingen van de. aanftaande Kapel, als meae de
lachtgaten, ziet men aan dit popjen, even zo go ed, als by de andere
onder Fig. 5. en wanneer men het aanraakt, toont het zyne gevoeltgheiu
door eene, hoewel Hechts flaatnve beweeging; boven dat heb ik 00k-
waargenomen, dat de dikke popjens de vrouwlyke, en, de dünnen, ledi?
g e r , de manlyke Kapellen inüuiten: op de laatfte geleding, 111 Fig. 5 en 6
Lett. a. met a getekend,, vertoonen.zig, in deplaats van een eenige fteelpunt, vei>
feheidene. kleine puaten, wier eigenlyke gedaante echter eerst door eene
Lett. 1). aanmerkelyke-vergrooting zichtbaar wordt: Lett. b. vertoont het vergroote
achterfte gedeelte. van deeze geleding^ henevens het fpitsjen, tut zes körte
en twee lange gekromde haakjens zamengefteld: met deeze haakjens,
houdt het popjen z ig aan het; fpinfel vast, en kan het zig daarin naar ge*-
noegen keeren- en wenden: wy hebben. dergelyke haakjens,hier v o « ,r e e d s
by andere Rupfen -popjens. waargenomen ; doph dezelven waten in eea*
andere oroe geplaatst.
5. 10.
Wanneer zulk een popjen niet otider de laaten behoort, kan men de
Kapel. na veüoop van drie o f vier weeken verwaHiten; wordt z y anders
niet den prooi van zekere, fmallyvige We sp ; want dit fehadelyk liilecr*
zo.ekt reeds van der jeugcl aan, als. eene, made, in de ingewanden van de
Rups zyn- voedfel, en verändert vervolgends in. zulk een zonderhng_ ver-
b ly f, tot groote fehade van deszelfs voediier, tot eene zogenaamde bluip-
wesp.: maar behoort het popjen tot, de laaten, zo moet de Natuuronderzoeker,
gelyk reeds ge zegd .is, den gantfehen winter d o o r , tot het volgende jaar,
omtrent de maand Mai geduld hebben, als. wanneer eerst een Kapel,
p,v 7 als onder Fig- 7 en 8 vertoond wordt,. daaruit voordkomt| dit ge.-
en's. fchiedt gemeeniyk.des voordenmiddags, o f wel reeds vödr het aanbreeken
■ van den dag: de vleugels deezer ICapel, zyn by de eerfte verfchynmg
uit haare donkera fchuiiplaats , ze.er kort en vpchdg; doch zy krygen echter
weldra hunne volkomeue grootte, waaro.p de Kapel een bleek • br.umach-
tjg dropjen vochts lagt yajlen, en zjg daarna ter vlugt bekwaam vmdt j ecn-
H I S T O R I E d e i I N S E C T E N.
ter neemt zy die vlugt liever des namiddags o p ', 00k wel in de eerfte uuren T ab.
van den,nacht; z y waagt zig voords niet zeer h o o g , maar blyft zig in d e Ä v*
laagte onthouden.
■
De gedaante van deeze Kapel , komt niet zeer overddn met die van anderen
haarer Clasfe, doch heeft veel gemeens, met de Nachtvlinders van de
tweede Clasfe, voornaamlyk als z y haare vleugelen gefloten draagt: in
deeze houding zyn dezelven echter niet, gelyk by^andere Kapellen van
Span-rupfen plaats heeft, plat, en zodan'ig uitgebreid, dat de onder- en
achter-vleugelen, in het 00g vallen, vermits zy, dezelven, boven den rü g,
dakswyze, zameniluit: deeze eigenfehap zoude.ffiy, alvoorens ik de noodige
kundigheid van deeze Rups had, hebben doen dwaalen, door naamlyk myn
Kapel in de tweede Clasfe van de Nachtvlinders te plaatfen; dan daar mij de
eigenfehap van haare Rups nu genoeg bekend z yn , zoude ik de Clasfen - or-
de van den Heere R ö s f,l niet völgen, Indien ik haar, ter oorzaake van
haare vleugelen, niet in de derde Clasfe wilde plaatfen: want volgends hem
mo'et men de gebeele verandering van een infect kennen, zo men hetzelve
met grond in de eene o f andere Clasfe wil plaatfen; even als men, naar. de
wyze van den beroemden t o c u n e f o r t , een plant niet met zekerheid in
eene Clasfe kan rangfehikken, alvoorens men haar heeft zien bloejen en
vruchten draagen ;■ daar intusfehen alle fchikking van Clasfen haaren grond-
(lag heeft in de willekeur des Schikkers zel ven, en een zelfd voorwerp zig
dikwyls in verfcheidene onderdeelen laat fchiften-, is.’t my öm ’t even onder
welke Clasfe een lief hebber deeze Kapel begeere te plaatfen; ’t z y mij vol-
doende, het genoegen gehad te hebben, van mynen waarden Leezer nogmaals
eene byzondere foort van Rups, met derzelver veiandering te hebben kunnen
mededeelen.
13.
De grondkleur van de oppervlakte der vleugelen, i s , van het voorfte paar,
dof-bruin, doch van de aehterfte do f- zwartachtig bruin, hoewel zy nooit .
geheel overeenkomen; in tegendeel heeft de onderfte z yd e , meestal, een
okergeelen kleur: in de voorvleugden is de uiterfte rand die niet uitgekapt
is , naar de binnenzyde toe, omgeven van een dünne ly n , waarop een hel-
derbruine uit- en in-gebogen vlek volgt, loopeude die, van- den eenen
hoek des vleugels naar den anderen, dwars over dezelve lieen ;vö ö r die v le k ,
aan den voorften rand, vertoont zig op den grond van den vleugel, nog
eene zwartachtig bruine vlek; liier op volgt, mede dwars over den vleugel,
in het midden van denzelven, eene andere breedere, uitgekapte bruifie vlek,
omgeven van eene zwar'c- e'n helder- bruinachtige ftreep: laatstgemelde v k k ,
beiluit nog een kleine helderbruine, en heeft 00k nog eene mimte van der-
zelfden kleur voor z ig ; vöö-r deeze ruirnte ziet men weder, nog een ander
don