T „ TT 1° PT a c h t „ ¥ e e n e Winkende Oog'en ftaan; welk hoogzel ik , duidelykheids-
Ke t u I e,’ i tg' 2‘ va-n haijren ontbloot, en fterk vergroot,. afgebeeld heb.
Het heeft, even als het voorlyf, een buid, in hardigheid. aan eene. kreeftsr
lcnaale ge lyk; t is zeer donkerroodachtig-bruin van verwe; eh met eene
groote memgte van kleene wrattdn voorzien, welken het, dus vergroot,
eenigermaate eene bultige gedaante geeyen.
De gemelde blinkende acht oogen zyn over het algenieen zeer donker-
ro o d -g e e l, en niet allen van eene zelfde grootte en. vorm. Want die
twee, welken boven, byna in het midden, op jeder helft van het befchreeven.
gecleelteTtaan-, die .de .vertooning inaaken van een in een ring ingevatte,
Eael-gelteente, en met een geelen kring omgeeven z yn , vertoonen zieh
voilcomen rond., en övertreffen,' ten .aanzien hunner verhevene ligging.en
grootte, de zes overigen, welken ovaal-rond .zyn en laager liggen. De
twee grootften van de zes ftaan in de beide voorhoeken; de. andere vie r,
(w aa r van.de.zevende en achtfte weder iets kleener dan de v y fd e en zes-,
de fcheen te. w ee zen ,) ftaan wat verder tegen de twee|iachterhoekph van
t gezegde hoögzel; maar niet zo naby den rand-dier höeken-, als die tvvee,.'
welken men. aan .beiden de vooreinden gewaar wordt. Alle deeze acht oogen
fchynen vast en onbeweegelyk te weezen.
§■ i 4-
Ze zyn niet, als by andere Infecten, by Voorbeeld, Waternimphen,
Vhegen, Vhnd.ers en anderen, uit veele .öogjes faamengefteld, maar »
ken.ieder op zieh zelve ¿ein ddnig vdlkomen oog uit, dat gefchikt is om
t e ziep. • ' • • • • - -i- ■> ■' “ -'t-s.'
Het fchynt intusfehen dat de wyze Schepper der Spinne haar meer Oogen
, dan aan andere Schepzelen, gegeeven en dezelven in eene verhevene
plaats gezet heeft, op dat z y voor en a c h t e r o v e r enthevens z ieh, over
,en tusfehen haare pooten door zou kunnen zien; en op zulk eene manier
niet alleen.haare ipyzen, maar ook haare vyanden ontdekken. Hierdoor
is ze altoos in ’t eene en andere geval gereed; waar toe ze met twee , en
dan nog onbeweegelyke oogen, niet zo wel in ftaat geweest. zou zyn.
Ik ken onder onze foorten van Spinnen, welken my voorgekomen: zyn
geenen , wier oogen in zulk eene orde ftaan, als die deezer bwtenlandfche?
Ook heb ik ’er onder de Zweedfche, welken de Heer C l e r k * laat af-
beelden, ..en wier verfcheidenheid zieh tot 60 foorten zal uitftrekken,
' gee- j
* Zie zyn reeds aangehaalde T ra& a a t, over de Zweedfche Spinnen, in .d e Voorre-
Q©0 p. A,
geenen gevonden, wier oogen in deez‘e orde verdeeld Waren. De a fh e e l-Tab, XI.'
dingen van M a r c g 'r a a f en P i s o , (die eenerlei z y n ; . ) ‘vertoonen-
öns Hechts v y f Oogen; en fchoon Mejufffoiiw M e r i a n deeze- Spin
met acht oogen afgebeeld hebbe, zo heeft zy dezelven niet in de rechte orde
maar zeer verward voorgefteld. De Heer S e b a ' * die Mejuffrouw
M e r i a n tegen fpreekt, en maar, twee oogen aan|d|/,'; Spin toekent, moet
o f niet wel gezien, o f een zwak gezicht gehad hebben.
B l a n k a a r t 4- heeft deeze fchikking der Oogen mede aangeweezen;
maar het'zevende en achtfte weggelaaten. Daarentegen ftemt B a k e r s .
afbeelding §■, zo wel met betrekking ton de orde, als ten aanzien van het
getal en de geftalte, boven alle de andeÄ*.tot h ieitöe' aangehaald, met de.
onze best overeen; waarom ik öpk- geloove, dat zyn e , fchoon geheel anders
gekoleurde Spin, met de onze dezelfde is.
§■ r 5-
D e rroe.f, welke B a k e r met deeze Oogen geUomen heeft, heb ik na-
gedaan. Ik lieb den ooghcuvcl van zyne plaats -genomen, dien inwendig
van zyn bloedvaten en vezels-^ ( o f wat het» anders mag z y n , ) igereinigd
toen, door de daar nu zynde twee .groote, kogelswyze , en fterk gewelfde,
¡logen, eenige voorwbrpen befchouwd; en , even als h y , ’er eene merke? :
lyke|>vergrooting in ontdekt * f ; fchoon de bewölkte o f verflaauwde doode.»
oogen der Spinne, dezelven eenigzins onduidelyk vertoonden.
Niet, minder heb ik ondervonden, dat de overige zes oogen geene zo ko-
gelronde, ■ maar eer eene lensvormige bolrönde gedaante hebben ; en dat ze»
alle met een geel doorziclitig huidje., waar aan zy gehecht fchynen te weezen ,*
omgeeven zyn. Van het om te zien zo ffoodzaakelyke netswyze huidje,
Q r e t in a , - tu n ic a r e i t f irm i s am p h ib le s tr o id e s , )_ kon ik niets ontdekken; o f
om dat de gedroogde oogen reeds bedorven waren; o f om dat ik het zelve ,
by
* Zie S e b a in thefauro Ifte Deel. p. 109.
f Zie zyn Schouwtooneel van Rupfen Wurmen en Maaden. p. 100.
$ Zie B a n k e r s Vervolg op rt mttig gebruik van 't Micrcscööp. Ilde Deel. p. 53(5. Tab..
XV. L it. 4.
* t Dezelfde fte rk -v erg ro o ten d e kracht heb ik in h e t Christallyne V ocht van ’t oog
der Kikvorfchen insgelyks waargenomen; en ik twyffel n ie t, o f alle oo g en , welker
Christallyne Vocht in een gewelfd gezichtstuig ingeilooten i s , hebben h e t zelfde vermögen.
Weshalven de Spinnen, in d it geval, niets byzonders boven andere Schepzelen
bezitten.
K 3 ‘ ,