. III. Alhoewel nu aan den befchreeven Vlinder de Voeten, het waare kenteken der
CJaiTe, onder welke hy behoorr, ontbraken, zo geloove ik nogthans niet te zullen
dwaalen, wanneer ik hem, de gefteltenis zyner Achtervleugelen, waar mede
hy zyn Achterlyf niet volkomen bedekken kan, in aanmerking neemende, onder
- de tweed'e Glafle der Dagvogels plaatfe; en vaftftelle, dar hy uit eene zonder
doornen, en met een kleenen Kop voorziene Rups; als mede uit eene met een
dwars over.het L y f gefponnen draad, en niet uit eene grynsvoerende Pop doe
afltamnien. Ik moet intuflchen evenwel, met den Heer R ö s e l , erkennen, dar
het moejelyk valt, eenen Vlinder, .aan welken de rechte kentekens ontbreeken,
en welks Rups,¡¡noch Pop, men niet gezien heeft, onder zyne juilte ClaiTe te
plaatfen. Ik zal my derhalven hier mede niet langer ophouden, maar liever den
toegenegen Leezer, met de befchryving van den volgenden Vlinder, dienlt trachten
te doen.
D e donkerbruine W e s t i n d i s c h e D a g v l i n d e r met
o ra n jeg e e le v le k k en v e r fie r d , behoorende onder de eerße
; C la jje * .
5' 17-
.IV. De Vlinder, in de ifte en 2^ Fig. afgebeeld', heeft men in de my toegezon-
den aantekeningen, genaamd, een grooten donkerbruinen Vlinder, met kaneel
gekoleurde ßreepenxAt SxxünvLrazn. Schoon ik nu tegen deeze benaaming wel
niets hebbe intebrengen, zal ik echter myne eenmaal vaflgeftelde manier van befchryving
volgen.
§. 1 8 . ;
1, In de iftf Fig. zien wy de bovenile zyde des Vleugels, zodanig als ik den
Vlinder in eene vliegende geftalte heb afgebe.eld; in welke ik denzeiven nuvoorts
zal befchouwen. De vier Vleugelen zyn over het geheel met eene braine grond-
verwe belegd. -In ieder Voorvleugel ftaat eene groote oranjegeele vlek, welke
aan den voorften rand, en in het raidden van deszelfs groote hoofdader, zyn be-
gin neemt; in eene tamelyke breedte, dwars over den Vleugel heen loopt; en
aan deszelfs buitenilen hoek eindigt; wordende, overal, van de vry fterke Vleu-
geladeren doorfneeden. Wat verder dan de genoemde vlek ftaat, boven tegen
• den buitenrand, by den hoek des Vleugels, eene middelmaatige zwarte vlek, in
. wel-
* Hy wordt by U m . Syß. Nat. edit. XII. p. 767. fp. i s t . Pap. Dan. Sophorae, de Sopborä-
Vlinder, genaamd, naar eene Plant in Amerika , op welke men zegt, dat de Rups haar
voedfel vindt.