J - 6.
w B ^ e verandering zelve gefchiedde op de volgende w y z e : myne Rups ver-
toonde zig zeer onrustig, en gaf ray door het uitwerpen van haare onzui-
verheid te kennen, wat z y voorhad te doen: zy hechtte öok werklyk eenise;
draaden aan een blad :v a s t ,e n trok door dat middel, de randen .van hetzelve
een weinig, over zig heen, zamen, houdende vervolgends yverig aan, met
op de verkozene plaats tot het veränderen , een toereikend roodachtig-
3. ge el, doorgebroken en eenigzins f ty f fp in fe l, zo als Fig. q. vertoont,
te vervaardigen: onder deeze overdekking ftreek z y , na verloop van
weinige dagen, haare laatfte rupfenhuid geheel a f, en nam daarentegen,
de gedaante van een popjen aan. ,
heb befloten de voornaamfte deelen van deeze afgelegde rupfenhuid
4* en het popjen ( z ie Fig. ¿¡..) een weinig nader te befehryven: men zoude.
zulks, wel is waar, voor overtollig kunnen houden, om dat veele popjenSf
elkatider zo gelyk zyn ,■ dat men zoude meenen te mögen befluiten,. het wäre
genoeg alleenlyk te weeten, dat de popjens van eene zelfde Glasfe, over.
t algemeen ook eene zekere gelykheid aan elk-ander hebben, en dat des ¿¿ne
o f twee afbeeldmgen van zulke popjens-, tot eene zelfde' Glasfe behoorende,,
toereikende z y n , om eenen Liefhebber van Infecten het noodige duidelyk
denkbeeid van.alle. da overigen te geeven:. dan, hier op merk ik aan, dat
deeze vooronderftelling reeds daarom valsch i s , dat de popjens elkanden
nimmer zo gelyk z yn , als by voorieeld het eene ei ’t andere; neen, maar
dat z y ook onder elkander verfchillen, o f door hunne kleur, o f door hunne
gedaante, o f ook door geheel byzondere kentekenen, (offchoon deeze niet
zo terftond in ’t oog vallen,.). en daarom ook zeer wel eene meer dan vlug-
tige betrachting, die zig verder uitbreidt, dan tot een oppervlakkige eerfte
befchouwing, en het daar naar gevormde denkbeeid, waardig z yn ; myne
grondfteiling dat altoos het ¿¿ne popjen anders van gedaante is dan het andere,
zal zo wel door de tegenwoordige als nog volgende afbeeldingen,
haar volkomen beflag verkrygen. .
^ 8‘
' ^ J^y^hdbrs aan ons popjen, dat anders regelmaatig • van gedaante, en
met alle de kentekenen van de tweede Clasfe voorzien is , is haar geheel met
blaauw overdekt voorfte gedeelte, waaronder men de vleugels, voelhoor-
n en, pooten en oogen van de toekomende Kapel, tamelyk duidelyk kan
zien lig g en . indien men dit blaauw nu afwischt, vertoont zig terftond de
waare, naamlyk de. donker bruine kleur van dat voorfte gedeelte;. het geme>
melde blaauw fchijnt op zig zelf niet anders te weezen, dan eene vochtig- Tab.
heid, welke uit de menigte van zweetgaatjens, die, ( v o o r het bloote oog XXI-
echter onzichtbaar, ) ' op de fchel van het popjen gevonden worden,
ontfpi'ingt, en wanneer z y droog wordt, zig op zulke eene wyze verdikt,
dat zy aan de gemelde bast o f fchaal van het popjen hangen b ly ft, welke
bast daardoor als met een blauw dons overtogen fchijnt te weezen: deeze
gisfing is allezins zeer waarfchynelyk, om dat, als men het popjen, terftond
na de verandering der Rüps, afwascht, het gezegde blaauwe na weinig tyds
weder te voorfchyn .komt iivoor •'het nut der gemelde uitperfing
door de" zweetgaatjens, kan ik geen anderen grond opgeeven, dan de gis-
iing, dat de leden van het Kapelletjen, niet zo gemaklyk hunne behoorely-
ke rypheid en vastigheid zouden verkrygen, z o . het popjen zig van een
vocht, dat de Rups hoogstnoodig was, maar voor het popjen z e lf overtollig
is; op deeze wyze niet konde ontdoen.
Het achterfte gedeelte van hetzelve beftaat uit zeer zichtbaar verdeelde
geledingen, welke de benod.igde luchtgaatjens hebben, maar niet zo fterk
met blaauw overftreeken zyn als het voorfte gedeelte; het is in tegendeel .
van eene eenigzins geelachtig - bruine kleur: op het uiterfte gedeelte van de
laatfte geleding, ziet men achter op deszelfs midden,-met het bloote o o g , '
eenige kleine onkenbaare puritjens QLitt. a.~) wier- ftand, (daar dezelve ach- Litt., a:
ter op het midden van de laatfte geleding, doch niet over dezelve is ,) . ten
kenteken verftrekt, dat het popjen tot de tweede Clasfe behoort: wanneer
nien echter deeze puntjens getfoegzaam vergroot, zal men gewaar worden,
dat zy beftaan uit enkel u it-en in- waards gekromde donkerbruine haalc-
jans, en w e l, vier groote by elkander ftaande, (v an welken het ¿¿ne paar
echter grooter is dän het andere, Fig. 5. lett.-bbtib ).benevens- twee klei* Fig. 5.
ner, niet zo veel gekromde,. doch breedere, die terzyde van de grootere
geplaatst z y n : ieder van gemelde vier gröote häakjens, heeft een wel breed,
uitgehold, doch fcherp, en op twee fpitfe hoeken uitloopend eind, het welk
in de tweede kleinere, wel mede breed, doch in drieen afgedeeld is.
§• 10. ..
Nu valt zeer natuurlyk de vraag: welk oogmerlc heeft de groote Schepper
gehad, in dit fchepfel met dergelyke zonderlinge deelen te voorzien ?v-
hierop ahtwoord ik : mogelyk heeft zyne wysheid het alzo verordent, op dat
zulk een popjen zig in haar befloten verblyf te gemaMyker en zonder zig te
befchadigen , zoude kunnen keeren, en zig voor zyne doodvyanden, de fluip-
wespen, o f andere infecten, met nadruk befchermen: want door middel
V 3 van