V. Voorts ftaat my in deezen nog te melden, dat ik, mettothleraantoedekente-
kenen en Claflen-orde, door den Heer R ö se l opgegeeven, op de uit de andere
Werelddeelen overgebragce Vlinders toetepaflfen, geenzins eene blootlyk opge-
vatte zuchc voor de rechcmaacigheid dier Rangfchikking ingevolgd hebbe. Nog
minder wil ik eigenzinnig ftaande houden, dat deeze Claflen - orde, (hoe richtig
Zy ook indertyd bevonden möge worden,) zonder eenige uitzondering, zo
naauwkeurig met de Natuur overeenftemme, dat men dezelve volflrekt op alle
zodanige Schepzelen zoude kunnen overbrengen. Ik ben wel verre van te be-
weeren, dat zy altoos onbedriegelyke Kentekenen uitlevert, die, zonder ooit te
niiilen beftendig plaats hebben, door alle de drie veranderingen, volgens welken
die Inletten als eene Rups uit een Ey voortkomen, vervolgens in eene Pop veränderen,
en eindelyk uit dezelve, in de geftalte van een Vlinder, voor het licht
verfchynen. Ik wil my hier over in geen twift inlaaten, met dezodanigen, die
my zouden willen tegenwerpen, dat ’er evenwel gevallen konden plaats hebben,
C « ) ( ’t welk nogthans zekerlyk maar zeer zeldzaam zal gebeuren, ) in welken
die kentekenen niet alleszins voldoende zouden zyn. Ik heb alleenlyk, nopens;
dit onderwerp, nog maar te zeggen, dat my R ö s e l s Claflen-orde en Kenteke-
nen fchoon zy niet altoos, in de Rupfen en Poppen, zo kennelyk als in de Vlin-
ders’ zelven zyn, boven die van anderen, welken mede eene dergelyke Rangfchikking
gemaakt, maar dat nauwkeurig onderfcheid in hunne verdeelingen,
niet zo bepaald in acht genomen hebben, het belle is voorgekomen. Ik heb
althans tot tegenwoordig, längs dien weg, niet alleen de Vlinders, maar ook.
srootendeels derzelver Rupfen en Poppen, onder haar eigen Geflacht kunnen
brengen; en daar ik zulks, ten opzichte van de Vlinders voldoende getoond heb ,
zal ik he’t vervolgens, ook ten opzichte der Rupfen, hy de uitgave van nieuwe
ontdekte Rupfen, indien God my ’t leven en de gezondheid fpaart, insgelyks
trachten te bewyzen.
$■ ' 5-
Eer ik deeze myne befchryving van den thans hefchouwden Vlinder befluite,
achte ik my verplight, myne dankbaarheid, met de verfchuldigde eerbied ,uebe-
tuiffen, aan de Bezitfter der tot hier toe afgebeelde Ootl-en Weftindifche Vlinders
MejuflFer D. S. C. S c h e l e r , van Coburg; waardige Dochter van de
voorgemelde benoemde overleedene Mevrouw S c h e l e r ; en Iilcindochter van
den vermaarden, in den Heere füllenden, Superintendent M e u s c h e n s . Aan
haare aoedhartige mededeeling hebben myne geachte Leezers het des dank te
weeten zo zy door de Afbeelding en befchryving dcezer zeldzaame Vlinders ee-
niazins vermaakt zyn geworden. Echter zullen deezen nog de laatfte Indifche
® . . . V I in «
(a ) Dat dergelyke gevallen mooglyk zyn, zal ik vervolgens by de befchryving eener Rupfe,
tny door den beroemden Beer Korner uit Frapkfort ntedegedeeld, zelf bewyzen.