den ftaande, Honds - o f Wolfs - melk, (E fu la .) Uit de eieren van den Wyf-
jes vlinder, welken, in de. maand Juny, wel ten getale van 250 ftuks,
op het gezegde kruid liggen, komen in September daaraan volgende de
Rupfen voord; welken gewoonlyk hun vogdlel op die plant zocken;
fchoon z y ,' b y gebrek daarvan, 00k de wilde Byvoet (^Artamifiam,') en
het kweekgras „eetett. Z y verwisielen, gelyk alle andere Rupfen , drie-"
maal van huid, doch veränderen daarby niet van gedaante noch kleur.-
Naar maate dat het rawe weer vroeger o f laatei in va lt, zorgen z y , na
haare eerfte huidverwisfeling, reeds voor een bekwaam winterverblyf. Z y
viuden hetzelve wel dra, lomtyds in de holen der zogenäamde Veldha-
mels , by welken z y echter liegt bewaard z yn ; want deeze diertjes zien
de inquartiering aan, als verleenende hun een buit welken zy het-voo.r-
jaar niet laaten beleeven: betere fchuilplaats .verleent haar een uitgedroog-
de ftruilt van de bovengemelde Wolfsmelk, o f Byvoet, die haar ruirn
genoeg i s ; want zy rollen zig in een; en neemen, jeder afzonderlyk, o f
fomtyds 00k twee o f drie te zamen, daarin haare wykplaats.
Z y leeven op die wyze zonder voedzel, tot dat de verkwikken.de Len-
te en verwarniende Zonneftraalen haar doen herlee\en.-; doende tevens
haare voedingsplanten uitfpruiten. Dan beginnen zy wejder naar de .ge-
woone fpys om te z ien ; en; verwisfelen nog tweemaal van huid; waar
mede z y eindelyk haaren volkbmen wasdom bekomen. ■
.§• 4-
Deeze foort van Rupfen heeft veel overeenkomst met die geene, welke
wy b y den Heer R ö s e i , afgebeeld vinden, in zyn I1^ D e e l, de
fweede Clasfe der Nachtvlinders. Tab. I. en die hy de zwarthairige Bee-
renrups noehit.- Zelfs.zoude men ze veor ¿¿nerleie künnefjhouden, in-
dien men geen acht gavey op.de drie eerfte met geelachtig roo'de hairen
bezette leden, welke; deeze, niet heeft; te in e e r ,»m dat zy beiden even
fnel -kruäpen, en z ig , als men ze, aanraakt, op eene zelfde wyze bannen
oprollen.
Dat evenwel -deeze Rups met die van den Heere R ö s e l . geheel ver-
fchillende, en niet voor eene Hechts wat verbasterde,foort te houden z y ,
blykt,' niet alleenlyk uit het zichtbäar verfchil der kleüfbn-yän beiderieie
Kapellen, en derzelver eiSren; maar bok uit het verfchillend voedzel'dat
zy gebruiken. De Rups van den Heere R ö s e l eet byna alle gewasfen,
welken men haar ter fpyze voorlqgt; -daar de onze liever fchynt -te willen
fterven, eer ze eenig ander ? dam haar gewoon voedzel, zoude gebruiken.
Dit alleen heb ik waargenomenffdat zy de tuinfaläde ( LaStucam horten*
:
fern,) nog wel na zig neemt, als men haar dezelve, uit gebrek van haar Tan.
bovengemeld gewoone voedzel, geeft. *
S- 5-
Eer ik met myne eigene befchryving verder voordga , moet ik nog
H zeeeen wegens eene dwaaling van den Heere F r i s c i-i-; die insge-
fflm de Kapel deezer Rups, in zyn Deel. Tab. IX. Fig. 1. zo goed
hem mqgelyk wäre afgebeeld, en op bladz. 14 en 15 befchreeven heeft.
Hy zegt dat uit deeze Kapel, in bloeimaand, eieren, en uit die eieren
groene rupsiens, met twee groote zwartachtige bogen in het bovenfte ge, *
decke van den k o p , (d ie z y echter by de derde verwisfeling van huid
nimmer hadden,) vöordkwamen; als mede dat die rapsjens allerleie foor-
ten van groene keuken-kruiden gegeeten hebben.
B y de laatfte vervelling, o f verwisfeling Van huid, hadden z y eene
g e e l - g r o e n e kleur, en eenen dikken, geelen, eemgzins hairigen kop be-
kömen; op haar achterfte gedeelte zag' men twee vermillioen roode.fpit-
fen De zes voor-en agt buik-pooten heiden naar het roode; op iedere
afdeeling ftonden zes o f agt bultjes; em over den r a g , die met eenige
zeer kleine, en enkelde zwarte, hairtjens bezet was, zag men den flagader
heen-loopen, in de gedaante van een zwarten ftreep. Op dat nu
niemand möge vermoeden, b f da tdk, in myne waameeming, eenen ,mis-
flag beo-aan, en mögelyk eene andere Rups voor de bovengemelde aange-
zien heb; o f dar de Heer F r i s c h in ’t geheel -van deeze Kapel niet
foreekt, zal ik my nader verklaaren, en wel duidelyk aantoonen, dat niet
ik , maar fay -gedwaald heeft; niettegenftaande hy z e lf -de Rups uit het
eitlen ontvaitgen hebbe. ------ Dat -hy w e l ,zeer zeker van deeze Kapel
•fpreckt, bewyst niet alleen zyne afbeelding:, maar- öok de befchryving welke
hy daarby gevoegd heeft. Doch hem zal gebeurd zyn , ’t geen by de
veelvuldige waarneemingen, welken in deeze foort van navorfchingen nood-
zäakelyk gedaan moeten worden, zeer gemaklyk gebeuren kan; naanflyk
dat hy de eieren van deeze Kapel, met anderen, die. 1er naar geleeken,
verwisfeld heeft ; dit' geeft zyne Rups zichtbaar te kennen. Volgends de
Kapel moest zy eene Beerenraps z yn ; ’t welk deeze ondertusfchen niet
is. Liever houde ik haar voor zulk e en e ,.a ls ohs de Heer R ö s e l ,
in zyn eerfte De el, onder de adc Clasfe der Nachtvlinders Tab. X XV III.
met
* Volgens eene laatere aantekening van den Heer Kleemam, neemt z y , in zndanig een
geval, 00k bet floschgras, dat op zandige velden groeit, en het DuizendbJad
voor lief.
M 2