ruggen deezer geledingen heen, loopt in een eenigzins heldere ruimteV
welke eigenlyk uit drie geheel tedere lynen beilaat, doeh die, oppervlak-
kig befchouwd maar een eenige lyn fchynen te weezen, van vooren naar
achteren, een dünne donkere ly n , die aan iedere zyde van den rüg eene
andere, eenigzins donkerbruine, mede van vooren naar achteren bege-
leidt: deeze lyn is intusfchen aan alle Ilups tot deeze foort behoorende
niet even duidelyk zichtbaar; maar dilcwyls zo dof en dun, als wy onder
Fig. 3. hebben trachten te vertoonen; gelyk dan ook. die pontjens, welken,
(Fig. 2.,') onder aan het ly f gevonden worden., niet aan allen z y n , bly-
kens Fig. 1 en 3 ; warnt by deezen zret men in de plaats van deeze punt-
jens flechts een doffe ly n , van welke lyn by Fig. 2. intusfchen geheel
niets gezien wordt: de negen luchtgaten, ilaan by deeze Rupfen oolc op
hunne behoorelyke plaats, naamlyk van onderen op iedere zyde van de
eerile geleding den; de overige a g t, ilaan als kleine ovaale zwarte punkten
, van de viertle tot de elfde geleding, gelyk Fig. 3. duidelyk. aan-
w ys t, zynde dezelven aldaar, door andere deelen, niet zo zeer verduis ■
terd en onkenbaar gemaakt: eenige van deeze Rupfen, zyn 00k met een-
fchoon helder geei zyboordzel vercierd, ’t welk boven, alwaar de luchtgaten
z y n , met een zeer dunne donkere lyn bezet is , doch onder aan
den buik is hetzelve in donker bruin ingevat: dit boordzel fchynt niet by.
allen geel te weezen; by Fig. 2. is het volftrekt n ie t, en Fig, 3 , alleen-
lyk helder' bleek bruin.
I , - ; . . ; /■ §• 4-
Met betrekking tot haare zes ipitsachtige klaauw-pooten, op de drie'
voorfte gewrichten zo -w e l, als tot haare ftompe buik- en nafehuif-poo-
ten, gelykt zy over het algemeen, wel naar alle andere Rupfen, inaar het
getal derzelven ilemt noch met dat der Spanmeeters, (die om haaren Spans-
wyze gang, dien naam draagen, en op welken grond ik deeze rnyne nieu-
we Rups 00k onder dezelven teile,) noch met dat van andere Rupfen
overeen, en zy verdient om die reden den naam van zeMzaame Span-
rups; want offchoon, in-het werk van den Heere r ö s k j. , * onder. andere
byzondere Rupfen van deeze -foort, ook eene vertoond werde, die
in de plaats van de twee ilompe buikpooten, met welken gemeenlyk alle
Spanrupfen, o f achter de negende o f onder de tiende geleding voorzien
z y n , en door middelVan welken zy inilaat.zyn, haaren fpauswyzen gang te
doen, vier zulke pooten, als twee-onder de agtile, en twee onder de neigende
geleding heeft, zal men echter by gemelden Scbryv-er geene aan-
treffen, die zo als de onze, in plaats van een eenigpaar, drie paar zulke
p o o
* Eerile Deel, derde Glasfe d:r Nachtvlinders, Tab. V..
H I S T O R I E d e r I N S E C T E N.
.jiooten heeft ; doch de onvergelykelyke r e a u m u r , * is ten deezen T au.
ppzichte gelukkiger geweest, hebbende eene Rups van deeze foort, metXXV-
drie paar buikpooten bekomen, welke h y , volgends zyne verlcozene rang-
fchikldrig,- onder zyne tweede en derde. C la sfe , (waaronder hy anders,
w e lis waär, geene Spanrupfen betrekt.,) geplaatst, en ons twee afbeeldin-
gen van dezelven medegedeeld h e e ft, offchoon geen van die naar
onze Rupfen gelyke; want zonder in aanmerking te neemen dat de zynen,
die de pooten onder dezelfde geledingen als de onzen hebben, niet glad,
maar met hair bedekt z y n , ilaan ook by de eerstgemelden, offchoon glad-
de Rupfen, de pooten niet onder dezelfde geledingen als by de onzen:
het eerile paar buikpooten ilaan by geenen ter dier plaatfe, welke anders
eigenlyk dient voor het tweede paar, naamlyk by die Rupfen die vier
paar buikpooten hebben; daar integendeel de-Rups van den Heere r e a u -
:m u r , het eerile paar buikpooten op die plaats heeft, alwaar by de
overige agt buikpootige Rupfen, het eerile paar gevonden wordt: ’t is
daarom Suiten alle twyfel dat onze R u p s , door geene van de gemelde.
beide afbeeldingen wordt aangeweezen; offchoon z y anders onder het geflacht
der Rupfen met drie paar buikpooten behoore: veel meer waarfchy-
nelyk is het, dat ’er nog andere iborten van dezelven moeten weezen, onder
welken de onze, om haare gezegde eigenfchappen, in allen deyle oa-
der de derde clasfe der nachtvlinders (onder welke ik met den Heere
r ö s e l , de Spanmeeter i l e l , ) behoort geplaatst te worden.
Daar my de ondervinding nu geleerd heeft d a t, behalven de Spanrupfen
die over ’t algemeen tien o f twaalf pooten hebben, f en behalven on-
ze veertien - pootige, ook zulken gevonden worden, d ie , gelyk alle Rupfen
van de overige elasfen, zestien pooten hebben, en echter, als volko-
niene Spanrupfen, ook een even voitomen Span-capel voordbrengen; . zou-
de men zeer gemaldyk de Spanr&pfefl zelven, in haare eerile clasfe, weder
^ in verfeheidene geflachten kühnen afdeelen: alleenlyk meen ik te mögen
gelooven dat het voldoende zy , ons te bepaalen flechts by die hoofd-
kenmeiken, waardoor zy zig van anderen niet tot haare clasfe behoorende
Rupfen onderfcheiden, naamlyk by haaren Spanswyzen gang, en den meest
rechten, en ily f uitgeilrekten iland van haar lig.ehaam als zy in rust i s ;
wan£
'* Zie zyne- Menmrcs pour Jervir a V Ijifio ire . des inpigesg Tom. I. Pag. 6g 103,
PI. i Fig. i . 2 3 , Parytche diuk van liec jaar 17341. in groot quarto,
t Deeze laätfte foort heeft de Heer Ri'A v m V k , ( To»!. I I , men. V I I I . p,ag. 323. )
mogeFyk vo.or des eeingc gehoudeH, die twaalf pooten* hadden, öoi dat hem', behalven
deeze geene andere bekend zal geweest zyn;; doch ik kan v&fZßkßrcn dgt ’er wn min-
Ae nog £.#¡1 haars gelyke gevonücn kan worden.
z *