§. ».
Den 26 Mei vond ik op eenige lage Eiken druiken, in de om-
Tab.XXVIII. ftreken van Rotterdam, eenige volwasfene Rupfen, als Fig. 1 op
Fig. 1. Tab X X V I I I , langs de takjes nicgelirekt, zitten. Alhoewel traag
1 in hare bewegingen zijnde, dellen zij zich evenwel, wanneer men
Fig. a. baar te na komt, door heen en weer flaan, te weer. Fig. 2 (lelt de
fraaije Rups met bruin roode banden en ftreepjes op eenen groenen
grond, op zijde gezien voor; behalve op de Eiken, vindt men dezelve,
volgens Ochsenheimer , ook op de Beuken, Berken en Olmen
Boomen.
§• 3*
Slechts weinige dagen behoefde ik mijne Rupfen te voeden, want
reeds den a6 Mei waren fommigen in de aarde gekropen. Ik vond
evenwel omtrent de helft van de maand Junij, nog eenige die zich
later ter verandering fchikten , zoodat dit Rupfen-Soort op ongelijke
tijden te vinden is.
§• 4-
Na verloop van veertien dagen de aarde doorzoekende, vond ik
F ig. 3. de Spinfels, nit te zamen gefponnen aardkorrels bedaande bij Fig. 3.
Fig. 4. afgebeeld, en de Rupfen in Popjes, veranderd bij Fig. 4. eenigzins
achter het borstschild van boven ingedrukt.
Niet
Niet voor den 10 October daaraan volgende kwam de eerde Vlinder,
uit het Poppenvlies te voorfchijn, zijnde van het Vrouwelijk
gedacht bij Fig. 5. in eene rudende houding afgebeeld. To t laat in Fig. 5.
October kwamen de Vlinders achtereenvolgende te voorfchijn, waarvan
Fig. 6. een van het Mannelijk gedacht vliegende voordek; het Fig. 6,
onderfcheid der kunne is aan de meerdere o f mindere dikte van het
achterlijf te onderkennen. Daar de sieraden van dit fraaije Vlindersoort
onderling zeer verfchillen, fommigen meer naar het olijfkleurige
anderen bruinachtiger, zoo als Fig. 5 en 6 aantoonen, terwijl bij F ig .5 , 6 .
eenige de banden dechts daauw geteekend z ijn , is het onderfcheid
der kunne daaruit niet op te maken.
S- '«•
Het is mij niet mogen gelukken, Eijeren van dit, zoo in den daat
van R u p s , als in dien van Vlinder fierlijk insect te verkrijgen,
ofschoon ik een’ geruimen tijd, Vlinders van beide gedachten, bij
elkander in het leven behield; uit derzelver gefchiedenis blijkt
evenwel genoegzaam dat deze Vlinder zich dechts eenmaal in
het Jaar vertoont.
Vorendaande aanteekeningen omtrent de Geom. Dilutata zijn ons
met de daarbij behoorende Teekeningen door onzen geachten Vriend
den Wel Ed. gedrengen Heer V er-Huell te Rotterdam toegezonden;
A a * wij