zich weldra onder de oppervlakte der aarde, veranderde daar in eene
P o p , en in Junij van het volgende jaar kwam een zeer fraaije Vlinder,
volkomen ongeschonden, daaruit te voorschijn, welke mij toen
bleek Geometra Albicillata te zijn. In de afteekening der Rups door
toevallige omstandigheden verhinderd geworden zijnde, zoo vleide ik
mij met de hoop, van in een volgend jaar eens wederom eene zoo_
danige te zullen mogen aantreffen, om daarvan dan eene afbeelding
voor dit Insectenwerk te kunnen vervaardigen.
§. a.
Andermaal in September mogt ik , twee jaren later, mijn wensch
vervuld zien, daar mij een, toen nog klein Rupsje werd overhandigd,
hetwelk ik , hoezeer niet op eenige plant gevonden, maar slechts bij
toeval naar huis gedragen zijnde, dadelijk herkende voor eene jonge
Rups der AlbiciUata, vermits kleur en teekening in alles overeenkwam,
met die Rups welke twee jaren vroeger in' mijn bezit was.
Ik plaatste dit Rupsje nu op een jong takje met blaadjes, waarvan
het weldra begon te vreten en vervolgens deszelfs volle grootte bereikte.
Hieruit bleek het mij dus dat ook de bladeren, en niet alleen
de bloemen, tot voedsel dezer Rupsensoort dienden, en dat alzoo de
eerst gevangene Rups slechts verlekkerd moest zijn geweest op het
laatste, gewis voor haar meer smakelijke, gedeelte der plant. Ik
wachtte met mijne Rups af te teekenen tot zij volwassen was, daar
toch de teekening die zij v<5ór hare laatste vervelling, welke inmiddels
T a b .X L V I IIw a s voorgevallen, had, geene afzonderlijke afbeelding noodzakelijk
Fig. i . maakte. Men zie dezelve alzoo bij Fig. i op Tab. X L V 1II. De
stand waarin zij zich, kort nabij het blad, bevindt, stelt niet hare
voortgang voo r , zoo als zulks zoude kunnen voorkomen, maar den
rustenden stand, gedurende het grootste gedeelte van den dag, verschillende
daarin van zoovele Spanrupsen, die zich aan of langs de takken
der
der gewassen lijnregt uitgestrekt bevinden; en de verspreide gaten
in de bladeren, waarop ik haar heb afgebeeld, toonen tevens de wijze
aan, op welke zij van dezelven tot voedsel gebruik maakt.
Zoodanige doorgevretene bladeren aan de Braamstruik kunnen dan
ook wel op het spoor dezer Rupsen brengen, die anders in kleuren
zeer overeenkomen met die der bladeren, en bijna vlak daarover uitgestrekt,
niet zeer ligt daarvan te onderscheiden zijn, en ook niet dikwijls
voorkomen.
§ 9
m
Den 2den October begaf zich mijne laatstgevondene Rups in de
aarde. De Pop is door mij afgebeeld bij Fig. 3. Het Spinsel was Fig. 2.
te onbeduidend om eene afteekening noodzakelijk te maken. De Vlinder
die ik uit mijne eerstgevondene Rups, gelijk ik zeide, in Junij,
bekwam, was een Mannetje, en ik heb dit in vliegende houding afgebeeld
bij Fig. 3. Ook van mijne tweede Rups bleef de Pop den Fig. 3.
geheelen winter door liggen, doch ik had het geluk niet daaruit eenen
Vlinder te bekomen. Dit verlies werd echter door het vangen eener
Wijfjes-Vlinder vergoed, die van het andere geslacht alleen door de
meerdere ronding van het achterlijf, behalve eenige meerdere grootte
en zachtere kleuren verschilt. Ik heb dus verkozen dit Wijfje in den
zittenden o f rustenden stand voor te stellen, zie Fig. 4 die de keu- Fig. 4.
rige schakeering der kleuren niet minder bevallig doet uitkomen, dan
zulks de vlugt dezes fraaijen Vlinders doet.
Ik heb sedert in volgende jaren, meermalen het geluk gehad dezen
Vlinder, ook in den Rupsenstaat, aan te treffen; altoos echter slechts
bij een enkel exemplaar tevens, zoodat de verschijning van dit Insect
hier te lande, met die welke door t r e i t s c h k e in deszelfs beschrijving
der Geometrae o f Spanrupsen, als vervolg op het werk van
o cH SENH E iM ER , aangegeven wordt als in Duitschland te zijn waargenomen,
overeenkomt. Dat evenwel, zoo als later door denzelven
S s 2 wordt