N A C 11T - V L I N D E R S
5 2.
De Wel-Edele Heer IJ. Verloren, Candidaat in de regten, te Utrecht,
Kenner en Liefhebber der Entomologie, en bekend door zijne Sijsthe-
matisehe rangschikking der uitlandsche Vlinders, van het werk van
Cramer en Stoll , had de goedheid mij eenige Eijeren met het
Moeder-Vlindertje toe te zenden, met het berigt dat dezelve op den
September gelegd waren. Deze Eitjes waren van eene bleeke
gele kleur en door het Vlindertje verspreid in het doosje vast gelijmd;
Tab. X X IV . bij Fig I op Tab X X IV in natuurlijke grootte afgebeeld; met het
F 'g . jjg gewapend oog beschouwd, waren dezelve met roode vlekjes en streepjes
Fig, 2. versierd, zoo als Fig. 2 aan toont.
S 3,
Niet voor den S1*“ Mei van het daarop volgende jaar, waren eenige-
Eitjes uitgekomen; de jonge Rupsjes lieten de ledige dopjes onaangeroerd
Fig. 3, en waren van gedaante en kleur als Fig. 3. Haar voedsel Populiei bladeren
zijnde, (Populus Tremula) begonnen zij weldra de jonge
blaadjes, die ik hen voorlag, te doorknagen; zij kwamen zeer ongelijk
te voorschijn. De eersten vervelden den 15 Mei, en waren toen als bij
Fig. 4. Fig. 4; zij verwisselden nog driemalen, met eene tussckenpoziug van
acht h tien dagen, van huid, en bleven steeds kleur en gedaante als
Fig. 5. Fig. 5 behouden. Omtrent het einde van Junij, waren vele mijner
Fig. 6. Rupsen volwassen, sommige lichter als Fig. 6-, andere donkerder dan
Fig. 7. Fig. 7 , doch alle kenbaar aan eene zwarte rand om den k o p ; des
nachts waren zij levendiger, kropen rond en voedden zich; daarentegen
Fig.4,5 en 7. gedurende den dag zaten zij meest in de houding als Fig. 4 , 5 en 7
Fig. 6. aantoont, somtijds als Fig. 6 , zich met de voorpoten aan de steel van
een blad vasthoudende.
S 4.
In het begin van de Maand Julij, sponnen zich sommige Rupsen
tus*
tusschen de verdorde bladeren in , met een luchtig weefsel, bij Fig. 8 Fig. 8.
afgebeeld,en veranderden, na verloop van drie dagen, in een zoodanig
Popje als bij Fig. 9 is voorgesteld, zijnde hetzelve over den rug met Fig. 9.
eene bruine streep versierd als Fig. 10; de fraaije gedaante van'het Fig. 10.
staarteinde, door het microscoop beschouwd, noopte mij om daar eene
afbeelding van te maken, zoo als Fig. 11 zulks aantoont, de haak-Fig. 11.
jes waarmede hetzelve voorzien is , dienen voorzeker om het Popje in
de draadjes van het spinsel te bevestigen.
Na verloop van iels meer dan drie weken verraste mij reeds de
uitkomst van een’ der Vlinders, die ik menigmaal vliegend in de
bosschen had aangetroffen, doch nimmer zoo -sierlijk getekend met
oranje, paars en geel gemarmerd als Agaat-Steen, gezien had. Zittende,
draagt dezelve de vleugels als bij Fig. 12, met de sprieten achteruit Fig. 12.
geslagen over de vlerken heen; bij Fig. 13, is dit Vlindertje van het Fig. 13.
mannelijk geslacht vliegend afgebeeld. Na verloop van eenige dagen,
erlangde ik een Wijtje, als Fig. 14, behalve de meerdere dikte van Fig. l't.
het achterlijf, is hetzelve donkerder en meer oranje.kleurig dan de
Mannetjes.
Zeer ongelijk waren mijne Rupsen uit het Ei gekomen, even zoo
ging het met-de Vlinders, waarvan eenige niet voor het einde van de
Maand Augustus het Popvlies verlieten.
Onderling verschillen deze Vlindertjes weinig in klem-, echter zijn
sommigen , vooral die van het vrouwelijke geslacht, donkerder dan het
bij Fig. 14 afgebeelde; aan d i t , en de meerdere dikte van het achterlijf, Fig. 14.
is het geslacht le onderkennen.
I k moet nog aanmerken, dat dit Vlindersoort spoediger dan anderen,
deszelfs gloeijende kleuren verliest, en in eenen korten tijd verbleekt.
T 2 SR»-