voorwerpen met ruim zoo veel moeite gepaard is als van grootere,
en dat onder die kleinere soorten, met betrekking tot derzelver fraaiheid,
inderdaad zeer vele gevonden w'örden, welke onze beschouwing
overwaardig zijn, mogen wij ons voorstellen, dat ons W e rk , hetwelk
w ij, blijkens het met deze Verhandeling aanvangen van een zesde deel,
op den vorigen voet hopen voort te zetten, in het vervolg niet
minder belangstelling zal geschonken worden, dan waarop het zich
tot dus verre heeft mogen beroemen; te meer nog mogen wij daarop
blijven hopen, dewijl nog zelden, bij het aanvangen- van een nieuw
deel, zulk een aanzienlijke voorraad bijdragen bij ons voorhanden was
als thans het geval i s , een voorraad, onder welken zich zelfs eenige
zeer belangrijke en groote Voorwerpen bevinden, ons door de welwillendheid
van Vrienden en Beoefenaren der Wetenschap goedgunstig
medegedeeld.
In vertrouwen alzoo, dat wij dezelfde deelneming zullen behouden,
die wij tot nu toe hebben mogen genieten, wagen wij het een nieuw
deel te beginnen, waartoe wij uit den gezegden voorraad gekozen hebben
eenen Vlinder, die onder de zeldzaamste in ons Vaderland behoort; want
ofschoon de Vlinder zelf nu en dan wel eens gevangen i s , was dit
slechts hoogst zelden het geval met de Rups, zijnde het ons tot heden
nimmer gelukt deze te bekomen; en wij danken voor de mededeeling
van Beschrijving en Teekening onzen Vriend, den WelEdelen Gestren-
gen Heer V er-Huell, te Rotterdam, die dezelve door tusschenkomst
van den WelEdelen Heer W . de Haan , Conservateur aan ’s Rijks Museum
te Leyden, bekomen heeft.
$ 2.
Zoowel in Gelderland, als op de Duinen buiten Haarlem, ving de
Heer V er-Hüell, en ook wij zelve, nu en dan w el eens onzen tegenwoor-
digen V linder, meestal zittende tegen de stammen der boomen. In den
eersten oog-opslag meenden wij veelal eene Wesp of Horzel te zien; dan
bij
bij nadere beschouwing bespeurden wij onze dwaling. De Latijnsche
naam van ons Voorwerp, dat onder de zoogenaamde Basterd-Pijlstaart-
Vlinders behoort, is Sesia Craboni-formis , en in navolging van dezen
naam noemen wij denzelven oen horzelgelijkenden vlinder.
§ 3.
De Rups van deze soort onthoudt zich, even als de zoo zeer bekende
Rf^Ugen Hout-Rups (Cossns,) in de boomstammen; hare leefwijze
komt met die der laatstgenoemde zeer veel overeen. De
Moeder-Vlinder legt zeker de eijeren tegen de boomstammen, en de
jonge Rupsjes beginnen door den bast, vervolgens door het spint tot
midden in den stam te vreten. Op Plaat i van het VI Deel bij Fig. i Tab. i.
is de afbeelding van een stuk van een’ elzentak, met den daarin door F ig. i.
de Rups gevreten’ gang, bij a zigtbaar, en bij b de ingang. Fig. i a , b.
stelt eene jonge, en Fig. 3 eene nagenoeg volwassene Rups voor. Fig. i , 3.
§ 4-
De tijd harer gedaanteverwisseling gekomen zijnde, vreet zij een
gat door den boom,, waar de Pop uit kan, vervaardigt zich in eene
kleine ruimte een spinsel, en verandert in eene zoodanige Pop als bij
Fig. 4- De geboorte des Vlinders naderende, kruipt de Pop, door Fig. 4.
het spinsel en het g a t , tot halverwege buiten den boom, wordende
hierin gesteund door de haakjes, die op iederen ring geplaatst z ijn , en
die haar voor terugzakken bewaren. Door het vinden van eene Pop,
welke alzoo uit het spinsel stak, werd het aanwezen dezer Rupsen ontdekt.
Fig. 5 stelt het ledige Popvlies voor; de kokers, waarin de Fig. 5.
Sprieten des Vlinders besloten zijn geweest, zijn duidelijk te onderkennen
, alsmede de scheur op het borststuk, waaruit de Vlinder
gekropen is.