Tab. X L I.
Fig. i .
is volgens h u b n e r , Ahcolm, bij andere Schrijvers is dezelve met de Pa-
pilio Mah'ac en Sao verward, welke beide naar ons oordeel, als afzonderlijke
soorten te beschouwen zijn. De plant waarop de Rupsen door den
Wel E d . Heer v a n e y n d h o v e n gevonden z ijn , tot grondslag nemende,
zullen wij denzelven in onze moedertaal, den Aard Beziën Dag-Vlinder,
noemen.
Het was op den 27 Augustus 1838, zegt de Wel-Ed. Heer van e ynd-
hoven , dat ik in mijnen tuin te Empe bij Zutphen, naar Insekten zoekende,
op de aardbeziën, en wel op de zoogenaamde maandbloeijers, (terwijl ik
nergens op andere soorten van dit gewas eenig zoodanig spinsel heb kunnen
ontdekken, zijnde dan ook de maandbloeijers die s o o r t, die eigenlijk gezegd
kan worden in Gelderland in het wild te groeijen,) dat ik nevens het spinsel
van eene Geometra Russata nog een ander te zamen gesponnen blad
ontdekte, waarin ik niet eene P o p , maar eene R u p s , eenigzins in een
gekrompen zag liggen, als Fig. 1 op T ab . XL I vertoont, welke figuur
tevens den stand voorstelt, waarin zij zich houdt, en zoo lang zij zich in
mijn bezit bevond, ophield. Niet slechts dat het al dadelijk geen twijfel
kon opleveren, o f deze Rups wel zoude behooren onder de orde der Bladrollers
, ( Tortrices o f wel der Pyralides, ) als waarmede geheel de gedaante
geene de minste overeenkomst opleverde, zoo bragt mij hare gedaante én
trage beweging, zoo als hare doffe kleur, de korte stijve hairtjes waarmede
het geheele ligchaam bezet w a s , dadelijk op het denkbeeld dat dezelve
van eenen Dag Vlinder zoude zijn, van de zoogenaamde Dikkopjes; dezeniet
onbelangrijke vangst, deed mij verder met naauwkeurigheid zoeken, en ik
had het geluk nog eene zoodanige Rups te vinden. Mijne beide gevondene
Rupsen plaatste ik nu met hunne te zamen gesponnen verblijfplaatsen,
waartoe zij bjj voorkeur de jonge en malsche blaadjes gebruikten , in een
suikerglas, en zij bleven steeds zich daarin ophouden en verbergen, komende
alleen des nachts te voorschijn om wat te vreten; en was haar verblijf
zoo veel opgeteerd dat zij er zich niet meer voor het daglicht in konden
schuil houden, dan vervaardigden zij zich een ander, dat ook des nachts
geschiedde; wanneer. ik de bladen van elkander deed, hetgeen zijn moest
om ze af te teekenen, dan begaven zij zich eenigzins in beweging , en
het
het is in dezen zeer langzaam loopenden stand dat ik Fig. 2 , heb voorgesteld, Fig. 2«
zijnde eenige dagen later geteekend dan Fig. 1 , en wat anders van kleur
geworden, doch in grootte zeer weinig toegenomen, zoodat welligt hun
levensloop reeds lang geduurd had, en misschien in het begin van den zomer
reeds begonnen was.
Den 13 September waren mijne Rupsen bijna geheel paarskleurig geworden,
zij hielden op met e ten , en sponnen nu de bladen, waarin zij zich
nog altoos bleven onthouden, een weinig vaster en digter te zamen, en
veranderden spoedig daarna in Popje s, zoo als ik door de bladen een weinig
los te maken, ontdekte. Het saisoen, naar het mij toescheen, reeds te
verre verloopen zijnde, zoo stond het te verwachten dat ik eerst in het
volgende jaar mijn verlangen naar de uitkomst mijner gissing zoude kunnen
bevredigd z ie n , als ik het geluk had dat de Popjes in het leven bleven. .
Ondertusschen teekende ik dezelve a f , vertoonende Fig. 3 , de voorzijde, Fig. 3 en
en Fig. 4 , daarentegen, de rug o f achterzijde; het schimmelachtige dat
deze Popjes overdekt, is ook iets eigendommelijks, dat aan weinige Poppen
, en dan nog maar alleen aan die van Nacht-Vlinders eigen is , doch
welligt ook bij andere soorten der Dikkoppen zal plaats vinden.
De daarop volgende winter en het voorjaar gingen, zoo als ik dit verwacht
h a d , voorbij, zonder dat er eenige verandering aan mijne Popjes
voorviel, dan toen de tijd naar mijne gedachte naderde, dat de Vlindertjes
zouden te voorschijn komen, stierf er een tot mijne groote sp ijt, zoodat
ik nu slechts alleen uit het andere, dat bij aanraking voldoende teekenen
van leven g a f , een Vlinder kon verwachten. Ik teekende inmiddels ook nog
het spinsel a f , z ie Fig. 5 , nadat hetzelve reeds eenigermate geopend was p;gi 5>
geworden, gelijk ik vroeger het verblijf der eerst gevondene R u p s , tus-
schen de aardbeziën-bladen, gedaan had, bij Fig. 6 , en waaraan men de Fig, 6.
draden, waarmede de Rups het te zamen vo e g t, duidelijk kan ontwaren.