met het hooi in de schuur gebragt, en daardoor dikwerf in de woningen
aangetroffen wordt, van daar ongetwijfeld de naam van Hooi-Vlinder,
waaronder, bij ons te lande althans, deze soort bekend is; van daar gewis
evenzeer de naam van h u i s m o e d e r , insgelijks bij ons en bij de Duit-
sche Entomologen aangenomen, die wij dan ook oordeelen voor denzel-
ven te moeten behouden, als daarenboven de beteekenis van den Latijn-
schen naam Pronuba zeer goed wedergevende, en komende ons ook
daarom veel doelmatiger voor, dan die van Leg-TJil, zoo als wij denzelven
in Over-IJssel meermalen hoorden noemen, welke zonderlinge benaming
welligt van het dikwijls als op den grond liggen des Ylinders afgeleid is*.
S
De Noctua Pronuba onder de grootste en aanzienlijkste Ylinders zijner'
afdeeling behoorende, mag geenszins onder de zeldzame soorten worden
gerangschikt, en niettemin heeft het groote moeijelijkheid in , om des-
zelfs geheele huishouding na te gaan, waaraan de levenswijze der Rups,
die zich bijna onafgebroken onder den grond verborgen houdt, de grootste
zwarigheid in den weg stelt.
Een aantal jaren geleden, ontvingen wij in de maand April van onzen'
Yriend wijlen den Wel-Edelen Heer A. h’ Aillt eene nagenoeg volwas-
Fig. 2. sene Rups, bij Fig. 2, op Tab. XXXIII. afgebeeld, zijnde geel van kleur,
Tab. XXX11I* in Zijn Ed. tuin in het voorjaar opgedolven; deze Rups na zich nog
eenigen tijd met verschillende laag groeijende kruiden gevoed te hebben,,
veranderde in eene Pop, waaruit ook een gave Vlinder te voorschijn
kwam;;
kwam; wij achtten ons echter toen nog niet genoegzaam met de huishouding
dezer soort bekend, om die in ons werk op te nemen, vooral
daar wij wisten dat er ook Rupsen waren die een andere kleur hadden,
en evenmin nog toen wij eenige jaren later de afbeelding maakten
bij Fig. 1. voorgesteld, van eene geheel anders gekleurde Rups dezer Fig. 1.
soort, die wij van het Ei af aangekweekt hadden, en die voor den Winter
de aangewezene grootte bereikt had, doch gedurende den Winter gestorven
is; daar nu deze Rups ook iets geelachtigs had en zwarte blokjes
op zijde, alzoo veel overeenkwam met de vorige, en dus zeer goed in
het voorjaar even zoo had kunnen worden, hoopten wij van tijd tot tijd
nog eens eene Rups te bekomen, die eene andere kleur had na den
Winter, en dan in eene Pop zoude veranderen, en ziedaar, nu een
paar jaren geleden, ontvingen wij de afteekening van zoodanige Rups,
Pop en Vlinder van onzen Vriend den Wel-Edelen Gestrengen Heer,
Q. M. R. Ver-Huell te Rotterdam, met zijne Wel-Ed. aanteekeningen,
en die wij nu hoofdzakelyk hier zullen laten volgen.
ïn het voorjaar had ik aan eenige tuinlieden opgedragen, om, het zij
door middel van graven in den grond, of na Zonsondergang met eene
lantaarn, naar deze Rupsensóort te zoeken, terwijl ik van mijnen kant
niets onbeproefd liet, om eindelijk dit zoo lang begeerde Insekt magtig
te wórden.
Na jaren achtereenvolgend, vruchtelooze pogingen te hebben aange-
D d 2 wend,