Rups vóóraan openfplijt, de oude huid zacht en vochtig is ; maar weldra
de vochtigheid opgedtoogd zijnde, kleeft de oude op de nieuwe
huid vast, dezelve kan er niet meer a f , en de Rups is verloren: het
is dus noodzakélijk, de Rtipfen, op het vervellen zittende, niet te doren,
en geen versch voedfel te geven, totdat de vervelling voorbij is.
Na deze tweede huidverwisfeling begint het Infect meer in grootte
toe te nemen, en vervelt weinige dagen daarna ten derdenmale, ver-
Fig. 9. wonende zich dan als Fig. 9 , hebbende nu, offchoon nog niet vol-
wasfen zijnde, geheel de gedaante en kleur van den Zijdeworm. Weldra
tot hare vierde en laatfte huidverwisfeling genaderd zijnde, komen zij
Fig. 10. fpoedig tot volkomen grootte; bij Fig. 10 is eene volwasfene Rups
afgebeeld. De HeervAN eyndhoven had'dezelve alsdan veeltijds van
8 k 9 duim Nederl. lengte.
Wij waren nu in het begin der maand Julij; de meeste Rupfen
Tab. IV. hadden hare geheele grootte bereikt, en begonnen van kleur te ver-
Fig. 1 1. anderen, ten bewijze dat de infpinning naderde. Fig. I I op Tab. IV.
vertoont eene zoodanige van klèur veranderde Rups.
E r is geene Rupfenfoort, welke zich zoo onbezorgd laat opvoeden, als
de Zijdewormen. Men behoeft dezelve niet, zoo als alle andere Rupfen,
op te fluiten in eene doos o f flesch, daar zij nimmer wegloopen, maar
op de bladen blijven zitten, als zij daarvan namelijk Hechts voorzien
zijn; zij zijn altoos iü eene gelijkmatige beweging, en zitten alleen
(til, wanneer zij wel doorvoed zijn; zij zijn in het geheel niet fchuw
o f vreesachtig, verweren zich ook nimmer, en- wanneer zij-onder
het vreten worden aangeraakt, gaan zij echter meestal maar voort, laten
zich ook niet vallen, rollen zich niet inéén, noch kruipen weg , gelijk
andere Rupfen; zelfs fpinnende laten zij zich zelden Horen, hetgeen
ook voor dé zijde nadeelig- zoude zijn , daar dan de draad afgebroken
zoude wezen. Zij fchïjnen geenerhande kwaad te vreezen, en
leven bok onderling, om ons zoo uit te drukken, tevreden, kruipende
op en over elkander heen, ' hetgeen echter--voor-hare • gezondheid na-
E deedeelig
is , wanneer dit uit te bekrompene plaatfing voortkomt, daar z ij,
zoo veel mogelijk, luchtig en van elkander gehouden moeten, worden. (*).
§• 5-
De tijd ter infpinning nu gekomen zijnde, gaven wij haar daartoe
gelegenheid, door eenige dorre heidetakjes in haar verblijf te plaatfen.
Zij kruipen daar gereedelijk in , hoe hooger hoe lie ver, en beginnen
met eenige losfe draden om zich heen te bevestigen, en zich van hare
drekdoffen te zuiveren; daarna omhullen zij zich allengs met een ei- Tab. V.
vormig fpinfel, als bij Fig. i a , op Tab. V , dat fpoedig een geheel Fig. 12.
ondoorfchijnend en uiterst zacht verblijf wordt, voor de meer dan bij
andere Rupsenfoorten weeke en gevoelige Pop. Deze fpinfels zijn
altoos ó f geel, ó f wit;, de eerde kleur is de meest gewone, de andere
de meest gewaardeerde. Bij Fig. 13 is een fpinfel, o f zoogenaamde Fig. 13.
■ cocon afgebeeld, van de buitenfle losfe zijde ontdaan (f_). Vier dagen
nadat de Rups zich ingefponnen had, openden wij een fpinfel, en bevonden
haar reeds in eene Pop veranderd , gelijk Fig. 14 voorftelt. Fig. 14.
Deze Poppen zijn bijna vlugger dan de Rupfen; zij maken bij de minde
aanraking eene trillende beweging, en rollen zich heen en weder.
§• <5.
Ongeveer drie weken, nadat de Rupfen zich hadden ingefponnen,
kwamen de Vlinders bij ons te voorfchijn, hetgeen veelal, ook volgens
de waarnemingen in het groot, bij den Heer van eyndhoven, in den
vroegen morgen, althans niet later dan 10 ure in den voormiddag, plaats
heeft
D 3
(*) Zie de derde Aanteekening.
(t) Zie de vierde Aanteekening,