150 N A C fl T - V L I N D E R S.
kennen. De Latijnsche naam van het tegenwoordig voorwerp, is
Dictaeoides.
% 3.
Aan de voorkomende welwillendheid van den Heer d e G r a a f , alhier
te Leiden, is het dat ik deze soort te danken heb; Zijn Ed. had den 4 October, drie Rupsen in volwassen staat op Berkenboomen gevonden,
Fig. I . en daarvan diende erééne, tot het teekenen van Figuur 1, op Tab. XXXVIII.
Tab. XXXVIII. AH® drie bovengemelde Rupsen waren gelijk aan de afgebeelde; van roodbruine
varia* s, gelijk Treitschke meldt, weet ik dus bij ondervinding niets.
Den 5 en 6 October kropen twee derzelven in de aarde, en sponnen
aldaar de aardkorrels vrij hecht aan elkander, ten einde hunne verandering
in Pop te ondergaan; de juiste tijd hiervan weet ik niet met zekerheid
te bepalen, echter is het meer dan vermoedelijk, dat zij binnen
Fig. 2. vier weken heeft plaats gehad. Bij Fig. 2, is deze Pop afgèbeeld.
Het grootste gedeelte van den volgenden zomer ging voorbij, en nog
was de Pop, en daarom ook de hoop op het uitkomen des Vlinders,
levendig, welke verwachting dan ook niet werd te leur gesteld, daar
Fig. 4. den 4 Augustus, een Mannelijke Vlinder uitkwam, die bij Fig. 4 afge-
Fig. 5. beeld is. Fig. 5 is vervaardigd naar een Wijfje, daartoe goedgunstig‘door
den Wel Ed. Heer d ’ A i l l y beschikt.
s
Daar deze Vlinder de meest mogelijke overeenkomst heeft, met zijne
bijsoort, zoo willen wij nagaan welk bepaald verschil zich tusschen de
Rupsen, Poppen en Vlinders aan ons oog voordoen; ter zekere onderscheiding
van deze twee soorten.
Het verschil tusschen de Rupsen zou zeer gemakkelijk te bepalen zijn
uit de kleur, indien het niet ware dat er van de Dietaea bruinkleurige
afwijkingen bestonden, doch deze zijn op het eerste gezigt gemakkelijk
te onderkennen, dewijl zij in vergelijking dezer soort, naauwelijks glanzig
te noemen zijn, en eene zeer onaanzienlijke bruingraauwe kleur hebben,
zoodat dan vooreerst die onnavolgbaar glanzige, porseleinachtige
inschijnende eigenschap der kleur, een voornaam kenmerk is (*).
Even
{*) Ik zon haar daarom gaarne de Porselein-Rnpa genoemd hébben maar oordeelde daardoor
lig telijk aanleiding to t verwarring , met de Porselein-Ylinder > te geven.
van het t w e e d e g e z in der e e r s t b b e n d e . P . VI, Tab. X X X V I II . 152
Even zoo zijn in den vorm der Rups nog twee zekere kenmerken; op
het tweede lid namelijk, van den kop af geteld, bevindt zich eene verhevenheid
die de andere soort niet heeft, en als het ware uit eenen
daar buiten op geplaatsten halven ring bestaat, die zich over den rug, tot
aan de gele zijstrepen uitstrekt; en nog een zoodanige bevind zich op het
elfde lid, en vormt daardoor even zulk eene hoogte als bij de Dietaea,
bij wie dezelve als met de huid zachtvloeijende in een smelt, en niet de
gedaante heeft als of gezegde halve ring daar naderhand buiten opgezet is.
§ 5.
De Pop levert geen bepaald kenmerk op, evenmin de staartpunt, die bij
Fig. 3, afgebeeld is , van de rugzijde gezien, en zoo weinig kennelijk Fig. 3.
onderscheiden is , dat men al een zeer groot aantal van dezelve zou moeten
hebben, om door vergelijking daarvan iets met zekerheid te kunnen
besluiten.
Slechts één voorwerp bezittende, zoo was daaruit niet veel op temaken
wat het bepaalde verschil tusschen den Vlinder van beide soorten was. Ik
raadpleegde daarom het Hülfbuck fu r Schmetterlingszammler von
F. Treitschke, en vond de opgaven hieromtrent, als volgt: *Met de
Dietaea doorgaans zeer gelijk, doch kleiner en donkerder; de streepen aan
de bovenrand der voorvleugels sluiten eene witte vlek in , de brandkleu-
rige schaduw is breeder, en loopt tot aan de spits van den vleugel; aan
de binnenrand staat eene lange kegelvormige witte vlek, met de spits
naar binnen gekeerd; de achtervleugels van het Wijfje zijn donker bruin,
slechts in het midden vuil wil.”
Naderhand, bij het zien van meerder voorwerpen, heb ik echter bevonden,
dat veel van het bovenstaande niet naauwkeurig is; ten opzigte
der grootte zal de dwaling wel gezien worden uit Fig. 5 ; wat de be- Fig. 5.
paling aangaat van breeder brandkleur, deze lijdt door afwisseling van
beide soorten ligtelijk schipbreuk, zoo ook, dat het zwart dieper en
donkerder zou zijn, dit heb ik ook bevonden dat niet zoo is;, de Wel Ed.
Heer d’Ailly te Amsterdam, bezit een voorwerp, dat in het geheel
niet zwart te noemen is, en zelf een rosbruinachtig aanzien heeft.
Als een zeer bepaaldelijk onderscheid, meen ik opgemerkt te hebben,
de