verwoest? Hierop zal ook gereedelijk ieder neen zeggen: dat moet blij--
ven zoo als het is , — en met regt: de menfchen moeten die onheilen,
ilechts zien te wijzigen en de nadeelen zien te voorkomen. Niets op-,
aarde is zóó goed en zóó nuttig , o f het kan nu o f dan Zijne kwade
en nadeeiige gevolgen hebben.
Wanneer wij alle dieren, die ons nadeel toebrengen, voor ongedierte
hielden, dan zoude dat getal al zeer groot z ijn ; fomtijds toch benadeelt
ons de Roofvogel door het rooven onzer Duiven o f Hoenderen, fomtijds
de Ooijevaar, de Reiger , de Scholver, door het verduiden onzer-
Visfchen, en fomtijds weder op hunne beurt de Duiven en Hoenderen
door het berooven onzer bezaaide akkers. Neen !• laat ons liever Hellen:
daar is geen ongedierte, alle dieren zijn nuttig.; veelal dient het-
eene om het andere te voeden, en die dieren, welke bijzonder tot voedfel
voor andere verflrekken, telen fpoediger en in grooter aantal voort;
hindert ons soms het eene o f andere dier, welnu, wij hebben het vermogen
hetzelve te dooden, zullende het dooden van een enkel dier ook
geene floornis in den loop der Natuur veroorzaken; deze gaat haren
vastgefielden gang, en zorgt.dat het eene dier niet te veel in aantal vermeerdert,
en het andere niet te veel vermindert. Wij- zullen deswege
hiervoor ook eene gelijkenis bijbrengen, en kiezen daartoe den Ooijevaar.
Wie veracht dezen vogel? ja bijna zou de jager, die er-een’ doodde,
den algemeenen haat op zich laden; welk Landman heeft niet gaarne-,
het nest dezer Vogelen op zijne fchuur, en maakt daartoe zelfs gelegenheid;
ja wordt er wel ooit geklaagd over de groote (lagting, die deze
Vogels onder de Visfchen aanrigten?, o neen !-• dit verdraagt men, men
bevordert zelfs hunne voortteling, zeer zelden wordt er een moedwillig
gedood, en nogtans vermeerdert hun getal n ie t; het aantal
Ooijevaars, jaarlijks tot ons overkomende, is het eene jaar al zoo veel
als hec andere, zelden ziet men een nieuw nest bouwen, en hoe over-
flroomende zoude hun aantal niet vermeerderen, als door de zorgende
Natuur daarin niet voorzien werd?-Laat ons eens Hellen, dat er dit-.-jaar
ilechts
Hechts duizend Ooijevaars tot ons óverkwamen, en ieder paar maar twee
jongen voortbragt, dan kwamen er het volgende jaar het dubbeltal,
en daar deze Vogel nog al eenige jaren leven kan, hoe groot zou dan
wel het aantal zijn, dat na verloop van Hechts tien jaren zich bij ons
nederzettede ? en offehoon nu wel niet al de jonge Vogels tot ons
zouden wederkomen, maar zich hier en dhkr verfpreiden, zoo zouden
er toch ook weder jonge Vogels uit andere gewesten tot ons komen,
en hun aantal moest dus vermeerderen, daar z ij, waar zij zich ook
vertoonen, met achting behandeld worden; zij nestelen in Azië zelfs
op de huizen even als bij ons, en worden door de Turken met een
bijzonder bijgeloof befchouwd. Het is dus wel zeker waar, dat er
vele dier Vogels zijn, en vele jaarlijks voortgeteeld worden, zoodac
naar ons oordeel hun getal verbazend moest aanwinnen; maar dat ge-
fchiedt echter niet, en er worden nu reeds door diegenen, die er zijn,
vele Visfchen verflonden: indien dat ook zoo ware, dan zouden welhaast-
onze vischrijke wateren door hun aantal overdekt, en van alle water-
bewoneren beroofd zijn; doch n u , daar hun getal niet vermeerdert,
blijven er nog genoeg Visfchen tot voedfel voor de menfchen overig.
De Ooijevaars vernielen ook een groot aantal Kikvorfchen, en deze zijn
ook jaarlijks nog al voorhanden, terwijl vele honderden nijvere Honigbijen
door hen, op de velden wandelende, van de planten afgepikt
worden;, en ook. het aantal van deze lijdt geene vermindering, daar
dezelve o o k , niet alleen voor den mensch, zeer nuttig zijn, maar ook
onder de tot voeding.dienende Infekten kunnen gerekend worden; zijnde
hunne voortteling ook buitengewoon flerk , daar één wijfje o f zoogenaamde
koningin, gedurende een groot gedeelte van het jaar, maandelijks-
ruim tien duizend eïjeren legt, Verbazende voortteling! Gelukkig, dat
hierin ook door. de Vogelen voorzien wordt; , het aantal. Bijen zoude-
anders veel te groot worden. En alhoewel nu in minder mate, is ook
de vermeerdering der Rupfen groot, zoodat zij weldra, door hare
menigte, .alle hoornen, en planten vernielen zouden, indiener niet een
C 3 om