fteeds alsdan de Vlinders vond. Dat mijn’ Vlinder zoo veel later uit
de Pop voortkwam, kan toegefchreven worden dat de Rups niet in
de vrije Natuur is voortgekomen en volgroeid.
Onder dankbetuiging aan onzen Vriend den Wel Edel Geftrengen Heer
Q. M. R. Ver-Huell te Rotterdam, voor bovenftaande uitgewerkte
bijdrage en de daarbij behoorende afbeeldingen, kunnen wij echter niet
nalaten bij ZW E . aanteekeningen nog die te voegen, dat vooral de
B om iy xP in i tot die foorten behoort, van welke wij, als zeer fchadelijke
Rupfen, bij de uitgave der Bomiyx Mori gewag maakten; welke na-
melijk zich gedurende vele achtereenvolgende jaren Hechts hier en
daar, zoo als de Heer Ver-Huell bij het begin te regt aanmerkt,
verwonen, terwijl zij zich daarentegen enkele jaren in zoo verbazende
groote menigte doen zien, dat uitgeftrektile Dennenbosfchen geheel
door hen verwoest worden. Men zie deswege het door ons aangehaalde
bij de Noctua Piniperda, 3de deel, pag. 113, bij de Bom-
byx Mo ri, 6de deel, pag. 9 , en meer anderen.