§• 4.
Wanneer men de Rupsen wilde rangschikken, aldus begint de Heer
t r a p zijne aanteekeningen, naar mate zij meer schoonheid, vooral voor
het gewapend oog, ten toon spreiden, dan zou de tegenwoordige Rups
wel eene eerste plaats kunnen bekleeden, en het was die schoonheid die
mij opwekte, de uitvoerige vergroote afbeelding daarvan te teekenen, zoo
wel van de geheele Rups als van den kop in het bijzonder, en van het
staarteinde der Pop, die deze beschouwing om de bijzondere figuren die
hen versieren, wel waardig zijn.
Omtrent den naam van ons voorwerp, heb ik alleen te melden dat dezelve
eene navolging is van den Latijnschen Lacertula.
5. 3*
Berkenbladen schijnen het eenige voedsel van deze soort te zijn, en hier
op was het dan ook dat ik de Rups vond, zijnde half volwassen, zoo als
Tab. XLHI. dezelve op Tab. XLIII, bij Fig. 4 , afgebeeld is. Eenige dagen daarna.
4’ zijnde den i8a“* September vervelde zij weder, en had toen de grootte
Fig- 5* en kleur als Fig. 5 in den rustenden stand; Fig. 6 , vertoont de Rups
Fig. 6. loopende en vergroot, zijnde zeer aardig gemarmerd, en met bruine en
Fig. 7, zwarte vlakken versierd, en Fig. 7 , de kop van voren.
Den i4ael1 October begon deze Rups, die alhoewel naar het mij toescheen,
klein in zijne soort was, echter volwassen bleek te zijn, aanstalte tot
hahare
aanstaande gedaanteverwisseling te maken, vervaardigde zich tusschen
drooge bladen een dun graauwachtig spinsel, en veranderde weinige dagen
daarna in eene Pop , afgebeeld bij Fig. 8 , die als met witte schimmel be- Fig. 8.
dekt was, en op die plaatsen daar de witte poeder dooromdraaijenenbewee-
gingen afgeveegd was, eene roodbruine kleur had; het staarteinde der Pop
is met haakjes voorzien, bij Fig. 9 , aan de buikzijde te zien afgebeeld. Fig. 9.
S- 4 .
In dezen staat, bieef de Pop, voor zoo veel het uiterlijke betreft, tot den
a9st0B Mei des volgenden jaars, komende toen de Vlinder te voorschijn,
zijnde een klein Mannetje, afgebeeld in den rustenden stand bij Fig. 10 , Fig. 10
houdende de gekamde sprieten langs het lijf liggen; doorgaans verschillen
de Mannetjes en Wijfjes weinig in grootte, zijnde bij Fig. 1 1 , een gewoon Fig. 11
Mannetje, en bij Fig. 12 een Wijfje afgebeeld. Fig. 12
$ • 5*
Tot dus verre had ik de huishouding van dezen Vlinder gereed, toen
de Heer d e g r a a f alhier, te Leiden wonende, mij berigtte dat Zijn Ed.
hoewel onbevruchte, echter eijeren van dezelve bekomen had, en mij die
ter hand stelde. De natuurlijke grootte is daarvan bij Fig. 1 afgebeeld, en pig. t .
door het microscoop gezien bij Fig. 2 , vertoonende zich dan geheel met F ig . 2>
holletjes, het geen ik bij Fig. 3 , getracht heb beter voor te stellen, door Fig. 3.
bij deze figuur een gedeelte van het eitje, 240 maal vergroot, af te beelden.
s. Ö.