XA.C HT-VIJKDER S var&i Twe ede Ge zm ^/rW E liD K BEIDDE.
Z P . y l . ,& *$& x v n :
NEDERLANDSCHE IN SEKTEN,
BESCHREVEN ÈN AFGEBEELD.
ACHTTIENDE VERHANDELING
OVER ,DE _
K A C H T - V L IJi D E R S,
v a n h e t TWEEDE GEZIN d e r EERSTE BENDE.
HET HOPTEEETJE.
,P. TI. Tal>. X V I I I .
• w v v / ............. $ i- i
H et ïs dén meesten Liefhebberen niet onbekend, dat aan eenige soor-
ten uit de afdeeling der Motten, (Tieae I .) en web bepaaldelijk aan die
kleine Vlindertjes wier vleugeltjes door een’ breeden frtmjeh-rand omgeren
zijn, en daardoor zich als in fijne vederen verliezen, den Latijnschen uitgang
pennella aan hunne benaming is toegevoegd, wordende dan doorgaans,
hoe oneigenaardig somtijds ook, de naam van een Of ander Vogelsoort
daarbij opgenomen, de voorbeelden'daarvan zijn veel, óns tegenwoordig
Voorwerp levert er een van op. Het fraaije Vlindertje 'namelijk, waarvan
wij in de vorige Verhandeling reeds gewaagden, en. dat wij in deze ten
onderwerp kiezen, is de Tinea Upupaepennella, aldus genaamd naar
den bekenden Vogel Vpupa Epops, bij ons ondér den naam van den
Mop bekend; de bruine kleur des Vogels overeenkomende met die der
boven vleugelen des Vlinders heeft zeker hier toe aanleiding gegeven;
welke Nederduitsche naam zouden wij dus daarvoor geschikter voorstellen
kunnen dan die van het Bopveerljel De huishouding van dit Vlindertje, deszelfs naauwkeurige tekening, zoowel
als die van het Rupsje, Popje enz. aan den Heer T r a p te l e id e n
r dan