dat de Rups nog in September uitkomt, en dan misschien den winter doorbrengt;
in beide gevallen heeft er slechts ééne voortteeling in ieder jaar plaats.
De tot dusverre medegedeelde aanteekeningen en bijgevoegde afbeeldingen
hebben wij van den Heer p. w . M. trap te Leiden ontvangen. Aangaande
het onderscheid tusschen deze Vlinders, zouden wij met den Heer trap ook
veronderstellen dat z i j , Mannetje en Wijfje van dezelfde soort zijn. Wij
vinden bij hubner drie soorten van dusdanige Vlinders afgebeeld; de eene
Fig. 8 en 9. genaamd Emargana, die geheel met onze Figuren 8 en 9 overeenkomt, en
Fig, 6 en 7. de andere Caudana en Efractana, die veel op Fig. 6 en 7 gelijken; daar
nu bij hubner van geen derzelven de Rups is afgebeeld, en dus de naamsonder-
scheiding alleen uit een klein verschil tusschen de Vlinders is op te maken,
zouden wij deze soort den Latijnschen naam van Emargana laten behouden,
komende deze benaming ook geheel met de vorm des Vlinders overeen;
TREITSCHKE beschrijft slechts twee hiertoe behoorende soorten, de Emargana
ontbreekt bij hem geheel.
Aangaande het overwinteren van dit voorwerp, zouden wij denken dat
hetzelve als ei het barre jaargetijde doorbrengt; wij vonden verschillende
malen deze Rupsen, doch altijd in den zomer, en dat de Rups door den
Heer trap in het najaar gevonden, eene zoogenaamde achterblijfster is geweest
, die zich toen uit gebrek inspon, maar gestorven i s , zijnde geheel
buiten den tijd der verandering,
i