welke ons, naar aanleiding der Latijnsche benaming en der teekeningen
aan het Rupsje, de naam van Schild-Metertje niet ongepast voorkomt.
$• 2.
Weinige jaren geleden, vingen wij buiten Haarlem, in de maand
Julij, een’ wijfjesvlinder van deze soort, die zich weldra van eenige
Eitjes ontdeed, welke spoedig bleken bevrucht te zijn, en uit welke
dan ook, in het begin van Augustus, de naauwelijks zigtbare Rupsjes te
voorschijn kwamen. De bladen der Leontodon Taraxacum schenen z ij,
uit meerdere haar voorgelegde, tot voedsel te verkiezen. Zij namen lang-
Tab. VIII. zaam in grootte toe, en waren omstreeks half October als bij Fig. 1. op
Fig. 1. Tab. VIII. Zeer traag waren de Rupsjes in hare bewegingen, en schenen
weinig voedsel te gebruiken; niettemin groeiden zij toch meer en
meer, zoodat wij nog hoopten dezelve vóóp den winter te zien veranderen
; doch wij vonden ons hierin te leur gesteld, en toen zij geheel
met vreten ophielden, had slechts één dezer Rupsjes de grootte be-
F ig. 2. reikt als bij Fig. 2; deze echter bleef ook op het verdroogde voedsel
zitten, even als de andere, en het scheen ons ook toe, dat zij nog niet
haren vollen wasdom bekomen had,
s- 3.
Zoodra in het volgende voorjaar de aangename Lente de Natuur
weder deed ontwaken, hoopten w ij, dat ook deze Rupsjes herleven
zouden, hebbende zich gedurende den Winter steeds onder de bladen
verborgen gehouden; dan in het laatste van April waren zij allen
op één na gestorven, zijnde alleen de grootste overgebleven, welke nog
éénmaal van huid verwisselde, en, volwassen zijnde, vertoonde zij zich
Fig. 3. als bij Fig. 3, op de aardig geteekende bovenzijde gezien.
S- 4-
Den i 4en Mei het overgeblevene Rupsje weder versch voedsel willende
geven, was hetzelve niet meer te vinden. Nadat nu de Suikerflesch,
waarin het geplaatst was, nog eenige dagen onaangeroerd gestaan had,
doorzochten wij zorgvuldig de verdroogde bladen, en vonden aan één
derzelve een klein spinseltje met aardkorrels vermengd, hij Fig. 4 Fig. 4
afgebeeld; dit voorzigtig geopend hebbende, vertoonde zich het Popje
als bij Fig. 5 aangetoond; ook dit was niet zeer gevoelig, en, van Fig. 5
voren beschouwd, tegen het boveneinde aanmerkelijk breed, naar
evenredigheid van de lengte.
$• 5-
Binnen drie weken kwam het aardige Vlindertje te voorschijn, afgebeeld
bij Fig. 7 , in eene vliegende gedaante; zijnde een Mannetje;Fig. 6
Fig. 6 is naar een Wijfje vervaardigd, in eenen rustenden stand. Heten 7.
onderscheid der kunne is aan de meerdere of mindere dikte van het
achterlijf genoegzaam te zien.
$■ 6-
Bij naauwkeurige beschouwing dezer Vlindertjes ontwaart men echter
tusschen de beide geslachten nog een aanmerkelijk onderscheid in de
achterpooten; deze opmerking, door den Wel-Edelen Gestrengen Heer
V er-Hüell gemaakt, en ons met het zenden der teekeningen medegedeeld,
kunnen wij niet nalaten hier nog bij te voegen.
«Het kwam mij in den beginne voor, alsof dit Vlindertje slechts
van vier lange pooten voorzien was; met behulp van het Microscoop
ontdekte ik wel twee kwastjes onder de achterste pooten langs het lijf
G a des