tanata bekend, stel ik de, naar mijn inzien meest geschikte, Hollandsche
benaming voor, van Gëoogden Band-Vlinder, naar den breeden bruinen
band waarin zich de oogvormige vlakjes bevinden, met welke de vlerken
van dit Vlindertje versierd zijn.
Daar hetzelve in den loop van de maand Junij, op sommige plaatsen nog
al menigvuldig voorkomt, onderzocht ik meermalen de laag groeijende
gewassen, waarmede zich de Rups volgens vele Entomologen voedt, en
wel digt bij den grond aan de onderzijde der bladen, doch vruchteloos,
Begeerig zijnde de huishouding van dit Insekt te kennen, ving ik er eenige
win op, en had het genoegen dat een der Wijfjes Vlinders, eenige Eitjes
in het doosje had vastgelijmd, waaruit ik besloot dat dezelve bevrucht
ig. 1. waren, Fig. I. stelt dezelve in natuurlijke, en Fig. 2 met het Microskoop
Fig. 2, beschouwd voor.
Na verloop van 8 dagen, den 22 Junij, zag ik reeds eenige jonge Rupsjes
rond kruipen, onderzocht met het gewapend oog de overige Eitjes,
en zaS de hopjes der Rupsjes door het Eivlies heen schijnen, de twee
ig. .zwarte stipjes en een roodachlig dwars streepje, bij Fig. 3 toonen zulks aan;
*g. de jonge Rupsjes waren grijs, met bruine kopjes, Fig. 4, en door het
Microskoop beschouwd met fijne haartjes bezet. Ik lag mijne pas geboren
Rupsjes, de bladen van Primula Veris en Glechoma Hederacea voor,
beide deze gewassen wierden door haar genuttigd, doch daar zij de voorkeur
aan het eerste schenen te geven, heb ik dezelve daarmede opgevoed;
hoogst waarschijnlijk is het evenwel, dat deze Rupsen op meer-
dere soorten van planten gevonden worden, want ofschoon de meeste
Entomologen alleen de Primula Veris noemen, vliegen de Vlinders vrij
menigvuldig in de Plantagie nabij Rotterdam, waar dit gewas niet ge-
vonden wordt.
Zoodra de Rupsjes begonnen te grazen, verkregen zij eene groene kleur,
Fig. 5. en vervelden den 28«te daaraanvolgende voor de eerste maal Fig. 5; den 3 Julij
ondergingen zij de tweede buidvcrwisseling; de aardige figuurtjes waarme.
mede dit Rupsje prijkt, ondergingen bij de volgende huidverwisselingen
weinig veranderingen, zij bleven de grootte en gedaante behouden als
Fig. 6 aantoondt. Ik wachte te vergeefs naar het verder voortgroeijen der» Fig. 6.
zelve, en het bleek eindelijk dat zij in dien staat den Winter zouden doorbrengen;
zoo lang er nog bladeren van Primula Veris te verkrijgen waren
, ging ik voort haar die te geven.
$ 4.
In de Maand November hadden de Rupsen nog dezelfde grootte, en gedurende
de strengste winter koude bleven zij aan de verdorde bladen,
in de houding als Fig. 6 aantoondt stil zitten. Fig. 6.
Toen eindelijk de Lente het nieuwe groen weder deed ontluiken, ontwaakten
zij eerst allen uit den Winter slaap, en begonnen aan het versche
voedsel te knagen, zij vervelden nog een paar malen, en waren tegen het
einde van April volwassen, wanneer de sierlijk geteekende Rupsen de
grootte hadden van Fig. 7. Vele Rupsen soorten welke zich op laag groei-Fig. 7.
jende kruiden en gewassen ophouden, spinnen geene draden om zich tegen
het vallen te behoeden, even zoo was het met deze gelegen, welke verontrust
wordende zich lieten vallen, en eenigen tijd in elkander gebogen
bleven liggen, ook nam ik waar dat zij des nachts veel levendiger waren
dan gedurende den dag.
S 5-
Den 20 April begon het eerste Rupsje zich een zoodanig spinsel tussöhen
de verdorde bladen te vervaardigen, als bij Fig. 8 is afgebeeld, en veran-Fig. 8.
derde den 26ste daaraanvolgende in het Popje, Fig. 9 , waarvan het met Fig. 9.
haakjes gewapend slaarteinde door het Microskoop beschouwd bij Fig. 10 Fi°\ 10.
is voorgesteld.
T 2 S 6.