N A C H T -V L IN D E R S &<?n 't Tw e e d e Gezin c / c r EER STE BENDE. iB?
n e d e r l a n d s c h e i n s e k t e n ,
B E S C H R E V E N en A F G E B E E I i D.
Z E S D E DEEL ,
ACHT-EN-VEERTIGSTE verhandelihg
OVER DE
N A C H T - V E I N D E R S ,
van het TWEEDE GEZIN der TWEEDE EENDE.
de b r u m m e l m e t e r .
P. VI. Tab. XLVIII.
ï n de maand September 1836, vond ik in den omtrek mijner wo ning
te Empe, bij Zutphen, op de bloemen van eene zoogenaamde
Brummel- o f Braamstruik (Ruhus C a ts iu s j, eene fraaije Spanrups,
welke ik eenige dagen daarmede onderhield, doch welk voedsel toen
moeijelijk meer te vinden was, daar zich overal reeds de vrucht aan
dit gewas gezet had, en ik dit evenwel als de éénige spijze van deze
Rups beschouwde, vermits zij de bladeren der plant onaangeroerd
liet. Gelukkig voor mij was zij hare verandering nabij; zij begaf
S s zich