stelling der andere bedoelde soort, bij welke toch meest alle exemplaren
zoowel in kleur als teekening zoo zeer uiteenloopen, dat alleen
de grondige kennis der Rups voor misvatting ten deze kan behoeden;
en men vindt zelfs bij fuesly als eene geheel afzonderlijke soort, bn •
der den naam van Noct: Cerasi, eenen Vlinder opgegeven die inderdaad
niet anders is dan eene verscheidenheid van de N o c t: Instabilis.
De Exemplaren van onzen nu te beschrijven Vlinder, wijken wel
is waar onderling ook aanmerkelijk van elkander a f , doch dit geldt
alleen van hunne kleur, de teekening blijft steeds dezelfde, en wij
hebben daarom niet geheel ongepast geoordeeld, denzelven, naar aanleiding
van de Latijnsche benaming, en in tegenoverstelling van de
JSoct: Instabilis, in onze taal den standvastigen vmnder te
noemen.
§ 2.
Men treft deze soort nimmer in groote hoeveelheid aan, en echrer
is hij geenszins onder de zeldzamen te rangschikken; sedert jaren toch
vonden wij zelve en onze Vrienden die meermalen, het zij als Rups,
het zij als Vlinder, en de eerste aanteekeningen die wij er van maakten
zijn reeds van het jaar 1808, Altijd echter, verhinderde de eene .o f
andere omstandigheid, de geschiedenis volledig er van -nategaan, totdat
hetgeen ons daaraan nog ontbrak in het verleden jaar, door d£ goedheid
van den Wel Edelen Gestrengen Heer ver-huell re Rotterdam
werd aangevuld, aan wien wij ook de teekeningen der Vlinders en van
eene der Rupsen te danken hebben.
S- H
van het t w e e d e g e z i n der e e r s t e b e n d e . P. F L Tab, X X X V I . enz. 145
% 3.
Men vindt de Rupfen dezer foort doorgaans omstreeks de helft van -
Mei tot twee maanden later op onderschillende Boom-Soorten, voornamelijk
echter op Wilgen, Eiken, Beuken en Populieren, steeds
aan de onderzijde der bladen, waar zij zich doorgaans gedürende den
dag ophouden, alléén dés avonds of in den nacht rondkruipende en
voedfel nemende. In rust zittende trekken zij de ringen doorgaans
1 éib • A. A.2v V1
digt in elkander, hoedanig eene er bij Fig. 1 , op Tab. X X X V IV p . l
is afgebéeld naar eene reeds voor eenige jaren daarvan d o s ï öflS'.yer-'
vaardigde teekening, terwijl Fig. 2 naar de afbeelding van onzen g e -F ig . a.
noemden Vriend, eene als voortkruipende voorstele, wanneer zij zich,
vooral wat de voorste ringen betreft, als veel gestrekter voordoet.
§ 4
De ondervinding, toonde ons meermalen dat dit Rtipsensoort zeer
teeder en gevoelig is; bij vochtig Zomer-weder vooral sterven verre
de meesten, en ook, in den gevangen staat bezwijken ze meermalen; _
volwasfen’ zijnde veranderen ze eenigzins van kleur, kruipen onrustig ■
rond en zoeken zich een verblijf onder de aarde, waarin z ij, zonder
eenig spinsel te vervaardigen, eerst laat in het najaar tot Poppen, bij
Fig. 3 afgebeéld, veranderen, uit welken naar mate van het weder, Fig. 3.
doorgaans vroeger o f later in de maand April de Vlinders te voorschijn
komen.
F f 2 § 5-