KACHT-A/Jj NDE R S Iwe ei« Ge-zjii^'-EERS TE BENDE
€ P v r .
S&gr.Jf.
<y.
^ z é . j x x n r .
139
NEDERL ANDS CHE INSEKTEN,
B E S C H R E V E N eh A F G E B E E L D .
Z E S D jT DE E L.
VUF-EN-DERTIGSTE-VERHA.NDELING
O V E R DE
n a c h t - v l i n d e r s ,
van het TWEEDE GEZIN der TWEEDE BENDE.
HE T D U IZ EN D -G U LD EN -K R U ID -Y L IN D E R T JE .
p . V I . Tab. X X X V .
§. 1.
l i e t Vlindertje dat ons thans zal bezig houden geven wij den
naam van het JJuizend-Gulden-Kruid-Vlindertje, naar aanleiding
van deszelfs Latijnschen naam Geom: Centaureata, waaronder het bij
alle Schrijvers bekend, en welke ontleend is van het kruid Erp h ra ea
Centaurium, ofschoon de Rups zich ook met andere plantensoorten
voedt. Wij ontvingen de teekeningen en de hier volgende aanteekenm-
gen van den Wei-Edel Gestrengen Heer Q . M. R V er-Huell ,
waarvoor wij Zijn Wel Ed. vriendelijk onzen dank betuigen.
§. a.
Op de bloemen en bladen van de Fenkel, Meum foeniculum, vond
ik , mij in Gelderland bevindende, op den iaden Augustus, eenige
kleine groene Spanrupsjes bij Fig. 1. op Tab. XXXV. afgebeeld, Fig. >■
welke na verloop van eenige dagen de een na den anderen van Tab. XXXV.
E e huid