huell, te Rotterdam, aan wiens naauwkeurige nasporingen wij eene
heusche teregtwijzing, aan wiens keurige teekenpen wij alweder eene
fraaije afbeelding verschuldigd zijn; het navolgende, zoo als het ons
door de vriendelijkheid van genoemden Heer is toegezonden, zal daarvan
ten bewijze verstrekken.
§. 2.
De Vlinder, het onderwerp der 36ste Verhandeling uitmakende,
(zegt de WelEdele Gestrenge Heer v e r -h u e l l , ) is ten onregte de
naam van Noctaa Stabilis, o f Standvastigen Vlinder, gegeven, daar
volgens TREiTSCHKE en h u b n e r , dezelve eigenlijk de echte Noctua
Instabilis, o f Onstandvastige Vlinder is , welken naam hij om zijne
oneindige afwijkingen verkregen heeft; daar de Vlinder, welker huishouding
ons thans zal bezig houden, wel is waar in grondverf bijna
evenzeer verschilt, echter in de teekening der sieraden op de vlerken
meer zich zelven gelijk blijft, en daarom Noctua Stabilis, o f s t a n d v
a s t i g e v l i n d e r genaamd is , moetende alzoo de naam van den vo-
rigen veranderd worden in Onstandvastigen Vlinder.
Na jaren achtereenvolgend alles aangewend te hebben om mij te
overtuigen, door het opsporen der Rupsen waaruit beide Vlindersoorten
voortkomen, waarin het eigenlijke onderscheid bestaat, ben ik
eindelijk gelukkig genoeg geweest zulks bij ondervinding te hebben
leeren kennen.
% 3-
Tegen het midden der maand Mei vond ik op Eikenstruiken, eenige
jaren achtereenvolgend, licht groene Rupsen, alle kennelijk aan eene
helder gele halve maan op den elfden ring; telkens zijn deze Rupsen
onvolwassen gestorven, toen ik eindelijk op den 15 Junij, eene gelijklijksoortige
Rups magtig werd, kruipende op eenen Lindenboom in de Tab. X L V I.
omstreken van den Haag, op Tab. X L V I bij Fig. 1. afgebeeld, Fig. 1.
terwijl Fig. 2. dezelfde Rups op den rug gezien, voorstelt, waardoor Fig. 2.
de halve maan op den elfden ring duidelijker uitkomt. Dat mijne
Rups den boom waarop zij geleefd had verliet, om hare gedaante
verwisseling te ondergaan, bleek, daar zij zich dadelijk in de aarde
begaf zoo dat ik van hare levenswijze alleen kan aanteekenen, dat
zij in hare jeugd zich doorgaans tusschen de bladeren ophoudt, terwijl
men haar behalve op de Eiken en Linden, almede op de Populieren,
Beuken, Olmen en onderscheidene Ooftboomen aantreft.
Ik was toen ook in het bezit van Rupsen, van den onstandvastigen
Vlinder Tab. XX XVI afgebeeld; aan beide soorten besteedde ik veele Tab. XXXVI.
zorgen, om door het verkrijgen der Vlinders, de overtuigende bewijzen
te erlangen, dat ik beide soorten zoude leeren kennen.
Wanneer men beide Rupsen-soorten onderling vergelijkt, bestaat er
een aanmerkelijk onderscheid; die van den Onstandvastigen Vlinder
is gestrekter, daarentegen is onze Rups meer ineengedrongen, en van
gelijke dikte. Daarenboven is de gele halve maan voorzeker het
beste onderscheidingsteeken.
§ 4-
In het najaar de aarde onderzoekende waarin de Rups gekropen
was, vond ik , in eene holte, zonder spinsel, eene gezonde bruine
glanzende Pop Fig. 3. die niet zeer levendig van aard zijnde, zich Fig. 3.
traag bewoog. — Bestaat er een verschil, tusschen de Rupsen van
den standvastigen en onstandvastigen Vlinder, zoo heeft zulks almede
plaats bij de Poppen, daar Fig. 4. het staart einde van onzen Fig. 4.
standvastigen en Fig. 5. dat van den onstandvastigen, vergroot Fig. 5.
voorstelt.
Q q » Ik