de witte kegelvormige vlek, want nimmer heb ik die bij de Dictaea
gezien, maar bij de Dictaeoïdes altijd, en wel zeer duidelijk.
Nu nog met één woord over de bestaande verwarring, door verwisseling
van deze twee soorten als Rups, en de daardoor te weeg gebragte
moeijelijkheid om de veranderingsloop te bepalen.
Het werk van Schwarz (*), na willende zien, zoo vond ik aldaar opgegeven
omtrent de Dictaea Rups, dat hare grondkleur zeer verander-
lijk was / somtijds helder groen, dat zich op den rug in het wit achtige
verliest, somwijlen roodbruin, en ook rood gelijk raauw vleesch;
en bij de Dictaeoïdes, dat de Rups onderscheiden is van de vorige %
door dat zij ruw en doorgaans groen is ; daar dit hoofdzakelijk juist
tegenovergesteld is, heeft hier blijkbaar een verwisseling plaats, hetgeen
ook bij Theitschke het geval is, want ook deze verwisselt de Rupsen
met elkander; vermoedelijk hebben deze beide misvattingen dezelfde aanleiding.
Wat de veranderingsloop aangaat, schijnt men wat zorgeloos te werk
gegaan te zijn; mogelijk van het beginsel uitgaande, dat er van eene soort dat
bijna zoo geheel overeen kwam, en waarvan in het najaar, de Rupsen
gelijktijdig gevonden worden, ook eene gelijke zomerteelt zou bestaan.
Zeer duidelijk wordt er van die zomerteelt, waaraan ik zoo zeer twijfel,
dan ook niet gesproken* daar beide bovengenoemde Schrijvers slechts losweg
opgeven, dat de veranderings-geschiedenis van beiden hetzelfde is.
Opmerkelijk is het evenwel, dat daar Schwarz dit ter neder schrijft, de
tegenwoordige echter slechts in de maanden September en October, in
zijn* Kalender als aanwezig opgeeft; terwijl de andere soort, Dictaea ook
in Junij en Julij, door hem vermeld wordt, waarvan de Pop na drie
o f vier weken de Vlinder levert.
Gelijk boven gemeld is, kwam den 4 Augustus de Kapel uit; en daar
dit slechts twee maanden vroeger was dan toen de Rupsen in het vorige
jaar volwassen waren, houde ik hét voor onbetwistbaar zeker, dat er
maar ééne teelt in ieder jaar plaats - heeft.
(?) C. Sghtvahz j Neuer Jtaupenlalender. Nurnberg, 1791.